Gewokte eendentong en Congolese peper

AFLEVERING 47 (BIS)

Van slordig gestapelde maniokwortels in de Matongewijk tot Congolese invloeden in de Belgische haute cuisine. Etnisch ondernemerschap heeft in Brussel veel gezichten. Hoe scheppen we daarin overzicht?

La Maison des Poivres aan het Oud Korenhuis in Brussel-centrum is een Congolees uithangbord. Blikvangers zijn de zwarte hermetisch gesloten zakjes met witte opschriften: Poivre de Punja, Poivre de Cîmes, Poivre sauvages du Kivu, Poivre de Séline. Sommige korrels scheiden een verrassend zoet aroma af, andere proeven kruidig, fruitig, soms dierlijk. Zaakvoerster Sandrine Vasselin spreekt over haar pepers zoals wijnboeren over hun terroir. ‘Noem me gerust een ambassadrice. We hebben in Congo zulke mooie producten. Ik valoriseer ze en maak ze voor iedereen toegankelijk. Mijn klanten? Bakkers, veel restauranthouders en iedereen die langsloopt.’

In de wouden van haar geboortestreek Zuid-Kivu zocht en vond ze aan lianen hangende wilde pepers. Ze leidde lokale families op om ze te oogsten en voor voedselconsumptie te bewerken. Ook in de evenaarsregio viel wat te plukken. Zo garandeert ze in Congo vandaag het inkomen van een zestigtal mensen. ‘Ik produceer, importeer en distribueer. Alles zit in één keten zodat de winst billijk wordt verdeeld en niet enkel naar het noorden stroomt.’ Nog later breidde ze haar gamma uit en werkt ze nu samen met duurzame producenten in Kameroen, Madagaskar en, voor haar curry’s, in Ethiopië, Indonesië en Nepal. ‘Want het is pas via vergelijking dat ik de kennis over mijn eigen Congolese pepers kon vergroten.’

Een Luxemburgse toeriste lijkt in de winkel wel alles te willen en laat haar fantasie de vrije loop. Hoe ze er haar Thaise gerechten, haar ijsjes, koffie, soepen, cocktails en gin-tonics mee zal verbeteren. Topchefs verwerken de pepers in Belgische chocoladedesserten, konijn- en visgerechten. La Maison des Poivres is een kruispunt van invloeden.

Het contrast met Matonge, de Sub-Saharaanse shoppingwijk in Elsene, kan niet groter zijn. Geen westerling die weet wat hij er moet aanvangen met in kisten gestapelde maniok of kwanka, de tot pasta vermalen en in tropische bladeren gewikkelde maniok. Wat te doen met ngolo, de slanke, tot broos papyrus verschraalde geparfumeerde vis die louter om zijn aromatische eigenschap in stoofpotten wordt gedompeld?

De meeste winkeliers zweren er bij de Afrikaanse Heilige Drievuldigheid: voeding, cosmetica en haarstukken. Enig winkelcomfort is ver zoek. Tijdens de gouden jaren 80 kwam de elite van Mobutu er nog over de vloer en dansten airhostessen van Sabena in discotheek Le Mambo de ziel uit hun lijf. Met jeugdbendes en economische vluchtelingen volgde nadien de teloorgang. Omstreeks 2000 was er nog een opflakkering, toen Matonge een productnaam werd. In het naburige metrostation Naamsepoort werd de wijk gelabeld. Toeristen stroomden toe om zich te vergapen aan de bananes plantains. Maar in essentie is Matonge vandaag een verhaal van jarenlange stilstand. De handel evolueert niet. Met de opmerkelijke aanwezigheid van een Pakistaans patronaat zijn de Matonge-entrepreneurs zeker niet homogeen. Wel mikken ze eenzijdig op een Sub-Saharaans koperspubliek. Omstreeks 2005 kwam er aan de voordeur van de Slachthuizen van Anderlecht overigens een tweede Sub-Saharaans shoppinggebied bij. Ook daar wordt de oneindigheid van hetzelfde verkocht.

Sandrine Vasselin noemt het overlevingshandel zonder langetermijnvisie en met vuile winkels. ‘Het Elsense Matonge reproduceert de joyeux bordel van het gelijknamige Matonge in Kinshasa. Bier drinken, luide muziek, non-stopfeest. Je weet nooit of het middag of middernacht is. Er is geen ondernemersmentaliteit. In veel Congolese gezinnen praat je niet over krediet, sparen en investeren en dus is er een grote leegte om de sprong naar kwaliteitshandel te maken. Kijk naar de Brussels African Market die om de vier maanden op een andere locatie wordt gehouden. Altijd die pagnes, oorbellen in wax en enkel Afrikanen. Hoe ga je daarmee je handel uitbreiden?’

Er zijn uitzonderingen. De spijskaart van Brasserie L’Horloge du Sud, net buiten Matonge, schuwt geen verklarende bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden. Een ‘Salade met gegrilde kwartel op basis van een coulis van bissap met gember’ zegt toch al duidelijker wat je op je bord krijgt. Het menu combineert ook traditionele gerechten als liboke en moqueca met andere culinaire invloeden. Voeg daar concerten en debatmogelijkheden aan toe en je komt tot een interculturele plek. Maar deze voorbeelden zijn schaars. ‘Matonge is een etnische niche’, zegt cultuurfilosoof Eric Corijn. ‘Van metissage is geen sprake. De handel blijft op het eigen publiek gericht. De commerçanten geven buitenstaanders geen gebruiksaanwijzing mee en daardoor verzwakken ze eigenlijk hun economische positie.’

Metissage, hybridisering en breken met de clichés. Dat is waar Sandrine Vasselin voor staat. Juist wél uitleggen wat je met exotische producten kan doen, via ateliers, proeverijen en klantenbediening. Of anders kan men er terecht voor mooi gepresenteerde kant-en-klaarpotjes met sauce moambe.

Matonge en La Maison des Poivres zijn twee gezichten van de fascinerende wereld van het etnisch ondernemerschap in Brussel en meteen ook de twee extreme gezichten. Sociaal geograaf Chris Kesteloot (KU Leuven) schept orde in veelheid door vormen van etnisch ondernemerschap in categorieën onder te brengen. ‘Een etnische onderneming is een bedrijf dat door iemand van een etnische minderheid werd gecreëerd’, aldus Kesteloot. ‘In zijn meest elementaire vorm spreek je van een etnische niche. Die krijg je wanneer de ondernemer en de klant tot dezelfde groep behoren en het bedrijf goederen en diensten uit het herkomstland aanbiedt.’ In Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Node zit veel Turkse handel in dat stramien. Of in restaurant Xu Ji Weng Wei in de Visverkopersstraat in het centrum komen Chinese toeristen over de vloer voor echte Chinese keuken. Denk aan kwal, kippenpoten, geurende zwarte bonen, gewokte eendentongen, vis met kop en graten en vlees met beenderen. Chinezen vinden immers dat vlees meer sap en aroma behoudt als het samen met botjes wordt bereid en geserveerd.

Tegen de zuivere etnische niche schurkt een tweede categorie van entrepreneurs aan. Ze beheersen niet meteen een etnische specialisatie, maar trekken toch, vaak door taal, cliënteel uit de eigen etnische groep aan. Dat is bijvoorbeeld het geval bij Turkse groenteverkopers, Marokkaanse bankfilialen of reisbureaus.

‘Zodra etnische entrepreneurs mikken op een breder cliënteel vormen zich alweer twee groepen’, vervolgt Kesteloot. ‘Zij die een etnische specialiteit aanbieden, denk aan Griekse en zoveel andere restauranthouders, zitten dan in de categorie van het exotisme. Zij die neutrale diensten en goederen verkopen, denk aan de Pakistaanse nachtwinkels, evolueren naar economische assimilatie, waarbij ze op den duur volledig loskomen van de eigen etnische achterban.’

In die twee laatste milieus kunnen kruisbestuiving en hybriditeit ontstaan en hoort ook La Maison des Poivres thuis. En met het hybride zit je in het onzuivere, een onderbelicht en nagenoeg ongedocumenteerd aspect van Brusselse hyperdiversiteit.

Hoe groot is die realiteit?


Bronnen:

  • Interview Benjamin Wayens, professor stadsgeografie (ULB), 24 mei 2023.
  • Interview Sandrine Vasselin, zaakvoerster van La Maison des Poivres, 1 juni 2023.
  • Interview Eric Corijn, cultuurfilosoof en professor stadsstudies (VUB), 5 juni 2023.
  • Interview Chris Kesteloot, professor sociale geografie (KU Leuven), 28 juni 2023.
  • Desmet J., Vandecandelaere H. (2009), Turken op de meridiaan. Een uitgave van de Erfgoedcel Brussel – VGC.
  • Vandecandelaere H. (2011), Draken aan de Beurs. Een uitgave van de Erfgoedcel Brussel – VGC.
  • Vandecandelaere H. (2012), In Brussel. Een reis door de wereld. EPO.

Homepage