Timmeren aan de weg

Aflevering 38

‘Ronkende verklaringen van politici over hoe de onderwijsresultaten naar omhoog moeten, vertrekken niet van wie er in de klas zit.’ Het onderwijs is een huis met vele kamers. Eerder dan het hele huis structureel te verbouwen, kan je ook aan de slag met (micro-)innovaties op maat van het publiek. Wat gebeurt er zoal in Brussel?

Het onderwijs is een huis met vele kamers. Eerder dan het hele huis structureel te verbouwen, kan je ook in elke kamer aan de slag met innovaties op maat van het publiek. Piet Vervaecke van het Onderwijscentrum Brussel stelt de metafoor op scherp: ‘Grote structurele veranderingen stoten op veel drempels. Maar scholen kunnen zich ook laten leiden door (micro)innovaties, dus haalbare en realistische veranderingen waarvan de school denkt dat ze voor haar specifieke leerlingen doeltreffend zijn. Experimenteer met zo’n gerichte vernieuwingen, laat ze groeien in het schoolteam en stuur ze bij vanuit de ervaring van wat werkt en niet werkt.’

Zo zijn er eigenlijk best veel opties en beweegt er ook wel wat in Brussel. Van kleine tot erg ambitieuze initiatieven. Uit vorige afleveringen blijkt hoe er winst valt te rapen in het toelaten van de thuistalen op school of in het dichten van de kloof tussen de ouders en de school. Ook de onderwijsmethodes kan je variëren. In 2020 werd op vraag van minister Ben Weyts (N-VA) de Commissie Beter Onderwijs opgericht. Die bepleit onder meer de terugkeer naar meer klassikaal onderwijs. ‘Je moet eerst een goede basiskennis leggen’, aldus voorzitter Philip Brinckman tijdens een interview voor het onlinemagazine Klasse. ‘Als je kansarme kinderen enkel gaat coachen in hun leerproces, dan brengt dat te weinig op. Ze hebben immers te weinig kapstokken om die nieuwe kennis aan op te hangen. Laat hen dus niet zelf info over Egypte opzoeken, maar vertel er boeiend over en bepaal dan de volgende stap.’ ‘Een van de grote oorzaken van de daling van de onderwijskwaliteit is het zelfsturend leren’, onderschrijft Johan De Donder die eveneens in de commissie zat. ‘Het promoten hiervan was een fundamentele vergissing waar we vandaag een zware prijs voor betalen. De leraar moet lesgeven, dus eerst uitleggen, verduidelijken, verklaren, voordoen en dan samen met de leerlingen oefenen en vooral automatismen aanleren. Pas daarna kan je sommigen zelfstandig laten werken en geef je extra uitleg aan leerlingen die nog niet of onvoldoende mee zijn.’

Maar de meningen over onderwijsmethodes zijn verdeeld. ‘Ronkende verklaringen van politici over resultaten die naar omhoog moeten, vertrekken niet van wie er in de klas zit’, reageert directeur Han Vanackere van de basisschool Maria Assumpta in Laken. ‘Wat ben je met een tof klassikaal gebracht verhaal als twee derde van de kinderen het niet snapt? Wij werken juist wel erg gedifferentieerd. De sterkste groep hoeft niet eens te luisteren naar een klassikale uitleg en mag met taken zelfstandig aan de slag. De zwakste groep krijgt individuele begeleiding van een extra leerkracht. En daartussen passen we methodes toe voor nog twee andere niveaus.’

Ook de zogenaamde tienerscholen zetten in op zelfsturing en gedifferentieerd leren, maar dan op een nog hoger innoverend niveau. Tienerscholen zijn relatief recente creaties in Brussel. Ze voegen leerlingen uit de derde graad van het basisonderwijs samen met die uit de eerste graad secundair. Qua ontwikkelingsniveau horen die kinderen immers bij elkaar. Zodoende wil men de grote sprong van het basisonderwijs naar het secundair verzachten. Leerlingen van tien tot veertien jaar kunnen er vier jaar lang ontdekken wat hen echt ligt en proeven er van het beste uit twee werelden: de zorgzaam ondersteunende traditie van het basisonderwijs en de doorgedreven vakinhoud van het secundair. Griet Van Landegem is zorgcoördinator van een tienerschool op de Campus Kompas in Schaarbeek: ‘Kinderen leren hier in gesprek met een mentor hun zelfgroei inschatten en hoe ze via planning tijdig een bepaalde inhoud kunnen verwerken. Tussendoor nippen ze van een breed aanbod, van kunst, expressie en techniek tot horeca, al wat helpt om op termijn een studiekeuze te maken.’ Laten proeven op nog een andere manier doet ook directeur Sven Moens van de basisschool Paviljoen in Schaarbeek: ‘We trachten de wereld in de klas te brengen door experten uit te nodigen. Piloten, kappers, architecten, metsers. Waar het kan ook etnische rolmodellen, zoals een zwarte dokter. Waarom wiskunde belangrijk is, legt zo’n piloot dan uit.’

Ook de jezuïeten schakelen een versnelling hoger. En hoe! Sinds jaar en dag sturen ze Brusselse topscholen zoals het Jan-van-Ruusbroeckollege in Laken en het Sint-Jan Berchmanscollege in het centrum. ‘Maar we hadden geen TSO en BSO’, betreurt Eddy Van De Velde, algemeen directeur van alle jezuïetenscholen in Brussel en de Rand. ‘We willen in 2023 met de nieuwe Egied Van Broeckhovenschool in Molenbeek grootstedelijke uitdagingen aangaan. Ondanks inspanningen zagen we in onze ASO-scholen te veel uitval onder jongeren met een migratieachtergrond. En dat is jammer, want soms gaat het gewoon om iemand die net wat meer tijd nodig heeft.’ Nu gaan ze voor niet minder dan een echte domeinschool in Brussel. Op één campus, vlakbij Weststation, zullen ASO, TSO en BSO worden georganiseerd rond een aantal domeinen. ‘Binnen elk domein zijn er toepassingen op de drie niveaus’, legt Eddy uit. ‘Het ASO-niveau bekijkt de materie op een abstracte manier, het TSO past de inhoud meer toe en het BSO zit meer in het productieve. Concreet? ASO’ers zouden bijvoorbeeld kunnen werken rond de theoretische kennis van een liftsysteem dat sommige senioren helpt. De TSO’ers zouden dan die lift kunnen ontwerpen en de BSO’ers gaan hem maken. Door projectmatig samen te werken, willen we minderwaardigheidscomplexen afbouwen. We willen een groepsgevoel creëren door de verschillende profielen (ASO, TSO, BSO) het besef bij te brengen dat ze de competenties van de ander nodig hebben om een project succesvol af te ronden. Ook de schotten tussen de leraars zullen verdwijnen. De ASO-leraars moeten bereid zijn om met de leerlingen van de andere afdelingen te werken.’

Dat is pas een antwoord op de noodzakelijke heropwaardering van het TSO en BSO. Alles op één terrein, en niet voor twee jaartjes, wel meteen voor de volledige zes. Want de huidige eerste brede graad, zoals die sinds een paar jaar wordt geïmplementeerd, komt er tijdens al mijn gesprekken maar belabberd uit. Het opzet is nobel: vroegtijdige heroriëntatie van leerlingen tegengaan door iedereen in het eerste en tweede secundair hetzelfde aan te bieden, zowel algemene als technische vakken. In de praktijk verwatert dit bij wijze van spreken tot zo nu en dan een brug bouwen met spaghetti. Sommige leerlingen worden twee jaar lang nodeloos meegesleurd. ‘Maak ofwel een echte brede graad tot zestien jaar of valoriseer BSO en TSO tot plaatsen waar leerlingen heel vroeg een goed vak aanleren’, zeggen nogal wat leerkrachten.

De jezuïeten voegen aan hun programma nog iets toe dat voor veel scholen model kan staan. ‘Als een leerling voor een vak of een aantal vakken een achterstand heeft, dan hoeft hij niet te blijven zitten. Voor dat vak kunnen we apart remediëren of de leerling een individueel leertraject laten volgen. Daar bestaat wetgeving over. Het mag, maar het wordt weinig toegepast omdat het van de school veel organisatie vraagt. Wij zullen proberen om de leerling bij de groep te houden.’

Iedereen gelijkwaardig

En het Brussels Franstalig onderwijs in dit alles? Daar misschien minder lokale (micro)innovaties, maar wél een structurele, bijna copernicaanse onderwijshervorming, met le Pacte d’Excellence als doopnaam. In dat pact lees ik weinig over het belang van de kennis van het Nederlands of het benutten van de thuistalen. Hoe ze tot beter gemengde scholen kunnen komen, is me ook niet duidelijk. Maar voor de rest stroomt de visie ervan af en is het een immense reactie op het beleid van de afgelopen decennia.

Het begon omstreeks 2012 toen enkele politieke coryfeeën openlijk toegaven dat de algemene kwaliteit niet deugde. Academici, de vakbonden, de netten, oudercomités, vrijwel alle spelers schoven rond de tafel en baarden het Excellentiepact dat sinds 2020 stapsgewijze wordt geïmplementeerd.

‘Het pact is een enorme paradigmashift’, zegt Fred Mawet van de vzw ChanGement pour l’égalité. ‘Het wil kwalitatief onderwijs voor elk kind. Het canvas om dit te bereiken is een brede graad van drie tot vijftien jaar. Dus twaalf jaar lang krijgt iedereen gelijk en volwaardig onderwijs. Het idee is dat je dan nadien met een goede bagage zelfbewuster kan kiezen voor een algemene of een technische richting.’ Inhoudelijk moet de kennis van het Frans als onderwijstaal naar omhoog via dril en een grote focus op grammatica, spelling en het gebruik van Latijn. Veel aandacht gaat ook naar wiskunde en wetenschappen. Het probleem van het zittenblijven zal worden bestreden door sneller in te springen als een leerling het moeilijk heeft. Er wordt op nagenoeg alles ingezet: een betere lerarenopleiding, een betere pedagogie, een betere werking van het PMS (het equivalent van het Nederlandstalige CLB) en duidelijkere eindtermen. In menig opzicht haalden de makers van het pact de mosterd uit het succes van het Nederlandstalig onderwijs. ‘Erg belangrijk’, voegt onderwijssocioloog Dirk Jacobs hieraan toe. ‘De scholen zullen zich veel meer moeten verantwoorden. Dat was een groot mankement in vergelijking met Vlaanderen. De doorlichting keek vooral naar formele zaken, zoals de brandveiligheid of ze ging na of een leraar wel het juiste diploma had. Maar voor de evaluatie van de eindtermen was er minder plaats.’ Voortaan moeten de scholen in de spiegel kijken. Hoeveel leerlingen blijven er bij ons zitten, hoe hoog is het absenteïsme onder de leraars? Al de zwaktes worden opgelijst in een bestuursplan waarnaar zal moeten gehandeld worden. ‘Er komt een financiële afrekening met scholen die te veel leerlingen afwijzen’, weet Dirk. ‘En scholen waar te weinig leerlingen hun CEB (het centraal examen op het einde van het basisonderwijs) halen, moeten een strategie vinden om dat om te buigen.’

Het is een gigantische werf die graad na graad wordt uitgerold en tegen 2027 klaar moet zijn. In het kleuteronderwijs is hij alvast afgerond. Leerplichtonderwijs is er vervroegd en start nu op vijf jaar. Leerstoornissen worden er sneller opgespoord en de te verwerven basiscompetenties zijn goed beschreven.


Bronnen:

  • Agenda Interculturel (2018), Un Pacte mal nommé? Nr 324, Centre Bruxellois d’Action Interculturelle.
  • Blog van Piet Vervaecke, directeur Onderwijscentrum Brussel.
  • Interview Dimokritos Kavadias, professor politieke wetenschappen VUB, 22 december 2021
  • Interview Dirk Jacobs, professor sociologie ULB, 25 oktober 2021
  • Interview Eddy Van De Velde, algemeen directeur vzw Ignatius Scholen in Beweging, 26 januari 2022
  • Interview Els Consuegra, professor pedagogie aan de lerarenopleiding van de VUB, 3 november 2021
  • Interview Frank Peeters, leraar Nederlands en Engels, Immelda-Instituut in Molenbeek, 18 oktober 2021
  • Interview Fred Mawet, asbl ChanGements pour l’égalité, 29 november 2021 
  • Interview Griet Van Landegem, zorgcoördinator Campus Kompas, tienerschool van Schaarbeek, 15 oktober 2021
  • Interview Han Vanackere, directeur basisschool Maria Assumpta, Laken, 12 oktober 2021
  • Interview Jan De Broeck, Piet Vervaecke en An Lanssens, Onderwijscentrum Brussel, 22 december 2021
  • Interview Johan De Donder, leraar Nederlands, geschiedenis, economie, Mabo, 17 januari 2022
  • Interview Rozewinde Gerits, lerares geschiedenis, Comenius Koekelberg, 28 november 2021
  • Interview Sven Moens, directeur basisschool Paviljoen, Schaarbeek, 5 oktober 2021
  • ‘Franstalig onderwijs staat in Brussel voor grote hervormingen’, 31 januari 2019, Bruzz.

Homepage