Landstalen op school

Aflevering 36

Zowel het Nederlandstalig als het Franstalig onderwijs slaagt er in Brussel niet in om de talenkennis van veel leerlingen op peil te krijgen. Helemaal onderaan bengelt het erbarmelijke niveau Nederlands dat in het Franstalig onderwijs wordt gegeven. ‘Te veel leerlingen studeren af als functionele analfabeten die wel een bijsluiter van een medicijn kunnen lezen, maar hem niet begrijpen.’ Hoe trekken we dat recht?

Haar uitspraak is mooier dan de mijne. Ze zou geen slecht figuur slaan voor een camera van de VRT, maar voorlopig werkt ze er achter de schermen. Haar thuistalen waren nochtans Frans en Arabisch, continu door elkaar gebruikt, zoals vaak in Brusselse huishoudens. Ze startte haar basisonderwijs in Klavertje Vier in de Noordwijk, een concentratieschool waar ze de beste van de klas was. In het vijfde leerjaar volgde de transfer naar Kristus Koning in Laken, op een worp van Vlaams-Brabant. ‘Ik was plots de enige anderstalige bruine met een stadsmentaliteit in een witte klas met een witte mentaliteit en een hoger niveau, waardoor ik middelmaat werd. Dat lag vooral aan taal. Maar ik wilde mijn moeder niet teleurstellen, werkte keihard en zocht vooral aansluiting bij Nederlandstalige vrienden. In het middelbaar was taal soms nog een reden om niet te praten in de klas. Als ik niet op bepaalde woorden kwam, had ik last van kortsluiting, of ik was bang om fouten te maken. Je weet wel: de of het huis? Ook nu overkomt me dit nog wel eens als ik op de VRT een pitch moet schrijven.’

Samia Zerkak vertelt een verhaal van knokken en tijdens de schoolcarrière continu taalwinst boeken. En zo is ze niet de enige die ik ken. Het Brussels Nederlandstalig onderwijs is wel degelijk in staat om op het einde van de rit goede meertalige mensen af te leveren. Het idee dat zij nadien op de werkvloer nog progressie kunnen maken, verdient meer besef bij werkgevers. Toch schort er iets als je het over de hele lijn bekijkt. Zowel het Nederlandstalig als het Franstalig onderwijs slaagt er in Brussel niet in om de talenkennis van grote groepen op peil te krijgen. Helemaal onderaan bengelt het erbarmelijke niveau van het Nederlands dat in het Franstalig onderwijs wordt gegeven.

Excellerend Nederlandstalig onderwijs?

Omstreeks 1980 begon het Nederlandstalig onderwijs in het toen nog erg francofiele Brussel zich met een lang volgehouden campagne te profileren als dé plek waar je tweetalig afstudeerde. Na jaren zaaien, volgde de oogst. Franstalige ouders en anderstalige migranten begonnen hun kinderen te sturen. De perceptie was gekanteld. Ze zagen het Nederlandstalig onderwijs als kwaliteitsvoller dan het Franstalig. Waar in de jaren 80 secundaire scholen nog werden gesloten wegens een gebrek aan leerlingen, ontstond omstreeks 2000 een capaciteitsprobleem. Van diepe crisis en leegloop naar een succesverhaal. Van te veel leerkrachten voor te weinig kinderen naar te veel kinderen voor te weinig leerkrachten. Tussen 2005 en 2020 groeide het aantal leerlingen in het Nederlandstalig Brussels leerplichtonderwijs van ongeveer 38.000 naar 50.500 leerlingen. De overgrote meerderheid heeft ondertussen een anderstalige achtergrond.

Dit vergt ook zijn tol. Zangeres Marie Mayele Venneman, noem haar de Winokio van Franstalig België, arriveerde rond 1980 op de schoolbanken van het Anderlechtse Sint-Guido-Instituut toen daar nog enkel Nederlands werd gesproken. ‘Ik praatte hierdoor meteen Nederlands. Voor de ketten van vandaag ligt dat anders. Die entourage is er niet meer. Met alle gevolgen van dien. In onze Anderlechtse vzw De Mangoboom brengen we nu tijdens taalateliers kinderen extra taligheid bij via muziek, theater, boeken lezen en vooral veel spelen. We leren hen plezier maken en gevoelens uitdrukken in het Nederlands. Op school krijgen ze daarvoor te weinig woordenschat aangereikt en zitten ze vast aan een te functionele taal.’

‘Een gebrekkige kennis van het Nederlands? Het is maar hoe je het meet’, analyseert socioloog Dirk Jacobs van de ULB. ‘De verwerving van het Nederlands verloopt trager, maar over het hele schooltraject zie je vaak wel taalwinst. Als je daarentegen in een school een te grote concentratie hebt van anderstalige leerlingen die ook nog eens uit een kansarm milieu komen, dan is het als leraar niet simpel hiermee om te gaan. Scholen waar het aantal Nederlandstaligen tegen de nul aanloopt, zijn moeilijk.’

In het Imelda-Instituut, een technische school in Molenbeek, maakt leraar Frank Peeters de vertaalslag. ‘Onze leerlingen zijn slim. Laat ze TSO in Leuven volgen en ze stromen wél door. Daar is de taal van de straat immers het Nederlands. Maar in Brussel stopt het Nederlands zodra de school stopt. In ons eerste jaar heeft het gros van de leerlingen een taalachterstand van drie jaar, het niveau dus van het vierde leerjaar. We meten dit met een verplichte screeningtest. Wie niet slaagt, krijgt remediëring, maar daarmee haal je geen drie jaar op. Onze gasten beseffen wel dat Nederlands nuttig kan zijn, maar het echte belang ervan krijg je er niet ingepompt. Vaak worden ze door de ouders tot bij ons gepusht, maar thuis verder oefenen is geen optie.’

Begrijpend lezen is erop achteruitgegaan. Jeugdboeken, literatuur, al wat woordenschat aanreikt en kinderen verder dan smurfentaal trekt, is op de achtergrond verzeild. Een van de grote uitdagingen van het Brussels Nederlandstalig onderwijs is dan ook de overgang van een ondersteunend basisonderwijs naar een secundair waar alles ten gronde verandert: verschillende leraars, verschillende stijlen. Ook het Maria-Boodschaplyceum, een gegeerde ASO-school in het centrum van Brussel, kampt met de problematiek. ‘Bijna de helft van onze leerlingen heeft als thuistaal een andere taal dan het Nederlands’, legt leraar Johan De Donder uit. ‘Voor die groep is Nederlands enkel een schooltaal. Elke dag moeten ze dus een knop omdraaien. De helft van die groep kan daar mee om. De andere helft veel minder. Hun woordenschat is zwak en de schriftelijke taalvaardigheid ondermaats. We doen wat we kunnen. We houden taaltesten om te zien wie extra ondersteuning Nederlands nodig heeft. We hebben een programma om de instructietaal te verbeteren, dus Nederlands aanleren zodat ze nadien de les kunnen volgen. Vanaf het derde jaar bieden we ook een parcours aan dat de schrijfvaardigheid opkrikt. Globaal gezien moeten er meer uren taal komen en moeten leerlingen nog meer leren schrijven, lezen en praten. Maar het punt blijft. Niet alle leerlingen kunnen dagelijks om met meerdere talen en niet ieder kind is even goed in talen. Voor sommigen moet je de vraag durven stellen of het toch niet beter is om over te stappen naar het Franstalig onderwijs.’

Get your shit together

Maar daar waar Frans wél een verlengstuk in de straattaal vindt, is het ook niet rooskleurig. ‘Het Franstalig onderwijs produceert in Brussel schrikbarend veel zogenaamde functionele analfabeten’, weet Karima El Manzah van de vzw Couleurs Jeunes. ‘Ze kunnen wel lezen, maar zonder het te begrijpen. Veel kinderen beheersen onvoldoende Frans en het Frans dat ze in de brede omgeving horen, is vaak ook maar het Frans van de straat. In veel Belgo-Marokkaanse gezinnen waar Frans en Arabisch door elkaar wordt gesproken, staat geen van beide talen op punt. Er is veel tussentaal. De tekstberichten die ik van leerlingen ontvang, zijn catastrofaal. Thuis zitten ze ook niet in het debat en horen ze korte zinnen. Doe de deur dicht. Zet je recht. Maar eens samen over de actualiteit praten, zit er in gezinnen met kortgeschoolde ouders vaak niet in. Waar horen kinderen dan nog mooi, vol en correct Frans?’

Fred Mawet van de asbl ChanGement pour l’égalité pakt uit met cijfers. ‘We schatten dat het Brussels Franstalig onderwijs 25 procent functionele analfabeten oplevert. Dus 1 op 4 jongeren die afstudeert kan niet functioneel lezen en begrijpt de bijsluiter van een geneesmiddel niet. Het onderwijs is een slachterij.’

Ik hoor gelijkaardige echo’s van  het basis- tot  het hoger onderwijs. Ayla Edeer van de basisschool René Magritte in Schaarbeek: ‘In het zesde leerjaar begrijpt en spreekt men Frans zolang de zinnen niet te complex zijn. Kinderen trekken hun plan, maar dat is onvoldoende. Het is geen Frans zoals het hoort.’ Een bron in het hoger onderwijs wenst anoniem te blijven: ‘Ik merk een toegenomen te lage kennis. In de lerarenopleiding is Frans een enorm struikelblok, met een grote exit na één jaar als gevolg.’

En dan is er dat niveau van het onderwezen Nederlands in het Franstalig onderwijs. Voor Brussel – niet voor Wallonië – is dat verplicht. ‘Een ramp’, lacht Ayla cynisch. ‘We mogen al blij zijn als we een leraar vinden. De schaarste is acuut. En het CEB (het centraal examen waarin kinderen moeten slagen om naar het secundair over te gaan) test op wetenschappen, wiskunde en Frans, maar niet op Nederlands.’ ‘Eens in het hoger onderwijs houdt de verplichting op en degradeert Nederlands tot een keuzevak’, gaat mijn anonieme bron verder. ‘En in de komende hervorming van de lerarenopleiding basisonderwijs heeft het Nederlands helemaal geen plaats meer.’ Uit de verschillende taalbarometers blijkt hoe de kennis van het Nederlands de voorbije jaren afnam, met alle gevolgen van dien op de arbeidsmarkt. ‘Get your shit together en los dit op’, reageerde minister Sven Gatz (Open Vld) boos. ‘De Franse Gemeenschap draagt een loodzware, historische verantwoordelijkheid en laat duizenden kinderen in de steek. En net omdat de kwaliteit van het Franstalig onderwijs achteruitboert, komen veel leerlingen af op het Nederlandstalig onderwijs, waar ze de Nederlandstalige Brusselaars verdringen en het niveau van het Nederlands naar beneden halen.’

Twee pluspunten wel: het relatief gedegen Franstalig immersieonderwijs en het Excellentiepact dat in de steigers zit en de komende jaren het Franstalig onderwijs grondig moet ombouwen. Maar daarover in volgende afleveringen meer. Hier gaat het om de vaststelling dat de beide onderwijsgemeenschappen er niet in slagen om significant grote groepen leerlingen voldoende ver in de kennis van de onderwijstaal mee te nemen.

‘Een van de pijnlijke gevolgen is de te lage doorstroming naar het universitair onderwijs’, meent leraar Frank Hoornaert van het Sint-Guido-Instituut. ‘Te weinig leerlingen hebben leren leren, leren noteren, thuis herhalen en spreken onvoldoende de taal. De meeste van onze ASO-leerlingen proberen wel iets op het niveau van de hogeschool. Vooral de praktijkgerichte opleidingen zijn daar in trek.’ Dat onderschrijft ook Frank Peeters: ‘In het beroepsonderwijs is het tenminste duidelijk. Na je zesde jaar kan je zonder verder diploma a priori aan de slag. Maar veel van onze TSO-diploma’s zijn waardeloos. Om er iets mee te bereiken, moet je wel verder studeren. En ook al willen de meesten dat, in 80 procent van de gevallen lukt het niet, onder meer als gevolg van taal. Je moet dus ook op het niveau van de hogescholen iets vinden om de overgang te versoepelen. Odisee geeft bijvoorbeeld een bijkomend programma academisch Nederlands.’

Hoe komen we hieruit

Diagnosticeren is soms gemakkelijker dan remediëren. Op vroege leeftijd sterker inzetten op de waardering van de thuistaal is tijdens mijn brede rondvraag een vaak gehoorde gemene deler. Ook daarover later meer. Maar voor de rest hoor ik vooral verdeelde meningen over hoe het beter kan.

‘Meer inzetten op taaldril en het versterken van Nederlands of Frans als instructietaal’, zeggen de enen. ‘Maar er wordt al veel instructietaal gesproken, ook in kleuterklassen, zodat er op den duur geen ruimte meer is om gewoon te babbelen’, counteren anderen. ‘Babbelen en veel voorlezen, want de volle taal die Nederlandstaligen van thuis uit meekrijgen, is niet evident voor anderstaligen.’

‘Of maken we niet de fout om de landstaal te veel te onderwijzen alsof het de moedertaal van kinderen zou zijn’, hoor ik verder bij sommigen. ‘Moeten we het niet aanleren als een vreemde taal, dus continu expliciet corrigeren en bij wijze van spreken beginnen bij de uitleg van hebben en zijn of avoir en être.’ Langs Nederlandstalige kant zit je dan in het NT2-verhaal (Nederlands Tweede Taal) en langs Franstalige kant in het FLE-verhaal (Français Langue Étrangère).

En zo gaat het verder. ‘Screen op het moment van inschrijving meteen  de voorkennis en werk dan door op verschillende niveaus. Leraars zijn niet gevormd om in één klas ook met kinderen om te gaan die nog niet kunnen lezen en schrijven. Neem die jongeren eerst apart.’ Of: ‘Zorg op vroege leeftijd vooral eerst voor een veilige leeromgeving, straf een andere taal niet af en creëer dan veel context rond het aanleren van woordenschat. Bak samen al eens een brood.’

Ik pas. Ik weet het niet.


Bronnen:

  • Blog van Piet Vervaecke, directeur Onderwijscentrum Brussel.
  • Interview Anne Copieters, Lire et Écrire, 29 oktober 2021 
  • Interview Ayla Edeer, onderwijzeres École 14 René Magritte in Schaarbeek, 6 november 2021
  • Interview Birgid Decleyn, directrice basisschool Pistache in Schaarbeek, 22 oktober 2021
  • Interview Dimokritos Kavadias, professor politieke wetenschappen VUB, 22 december 2021
  • Interview Dirk Jacobs, professor sociologie ULB, 25 oktober 2021
  • Interview Eddy Van De Velde, Algemeen directeur vzw Ignatius Scholen in Beweging, 26 januari 2022
  • Interview Frank Hoornaert, leraar geschiedenis, Sint-Guido-Instituut, Anderlecht, 28 september 2021
  • Interview Frank Peeters, leraar Nederlands en Engels, Immelda-Instituut in Molenbeek, 18 oktober 2021
  • Interview Fred Mawet, asbl ChanGements pour l’égalité, 29 november 2021 
  • Interview Griet Van Landegem, zorgcoördinator Campus Kompas, tienerschool van Schaarbeek, 15 oktober 2021
  • Interview Jan De Broeck, Piet Vervaecke en An Lanssens, Onderwijscentrum Brussel, 22 december 2021
  • Interview Johan De Donder, leraar Nederlands, geschiedenis, economie, Maria-Boodschaplyceum, 17 januari 2022
  • Interview Karima El Manzah, asbl Couleurs Jeunes, 1 februari 2022 
  • Interview Katrien Maes, lerares bij Ligo Bruselleer (werking ‘Babbelklas), 3 december 2021
  • Interview Marie Mayele Venneman, vzw De Mangoboom, 1 februari 2022 
  • Interview Renaat Ginis, leraar geschiedenis, Sint-Jozefscollege in Sint-Pieters-Woluwe, 16 oktober 2021
  • Interview Samia Zerkak, lid van de redactie VRT-Laat, 15 december 2021
  • Interview Sven Moens, directeur basisschool Paviljoen, Schaarbeek, 5 oktober 2021
  • Mathis S. (2021), Het Nederlandstalig onderwijs in Brussel barst uit zijn voegen. Brio-matrixfiche
  • Pulinx R., Schrooten M., Emmers E. (red.) (2021), Diversiteit in het hoger onderwijs. Van theoretisch kader naar praktijkgerichte verandering. ASP Editions, Brussel.
  • Vandecandelaere H. (2016), In Molenbeek. EPO, Berchem.
  • ‘We moeten het eens hebben over Franstalig onderwijs in Brussel’, 11 januari 2019, Bruzz.

Homepage