Twintig jaar en nog steeds die hoofddoek

Aflevering 29

Wordt het geen tijd om na al die jaren een disproportioneel groot hoofddoekenverbod op te geven? Wat zijn de pro’s en de contra’s, en welke neutrale dienstverlening willen we? Bij Actiris, H&M en Ikea is het verbod al een poos verdampt, zonder dat dat noemenswaardige problemen oplevert. ‘Als arts laat ik mijn religie achterwege en doe ik toch gewoon mijn job.’

In enkele buurlanden maalt men er minder om. In Nederland mag gemeentepersoneel een hoofddoek dragen. In Duitsland kan het op school. In het Verenigd Koninkrijk dwingen gehoofddoekte agentes gezag af. Maar in België is het debat al twintig jaar vastgeroest in een stellingenoorlog tussen voor- en vooral tegenstanders. Geen nuance voor die laatsten. De hoofddoek is hét symbool van vrouwenonderdrukking en neutraliteit, ook qua kledij, hét middel om elke burger een gelijke behandeling te geven.

Dwang en sociale druk? Dat klopt gedeeltelijk. Voor sommige moslima’s is het een verhaal van moeten. Maar in Brussel word je ongelukkig als je in contact met moslima’s telkens dat slachtofferperspectief voor ogen houdt. Wie het één keer opmerkt, blijft het zien: de gesluierde moslima die pret maakt met haar ongesluierde vriendinnen. Onder moslimjongeren is dat geen punt. De meesten gaan je zeggen dat ze pas een hoofddoek zullen dragen als ze daar omwille van velerlei redenen zelf  klaar voor zijn. Er zijn er ook die hem afdoen als achteraf blijkt dat het toch maar bof was. De Raad van State begreep dat al in 2012: de wetgever mag de betekenis van de hoofddoek niet reduceren tot een symbool van onderdrukking van de vrouw. Hij kan om uiteenlopende redenen worden gedragen.

Ik herinner me mijn gesprek met Fadila Mezraoui, vijf jaar geleden in Molenbeek. ‘Ik ben de hoofddoek na de dood van mijn man beginnen dragen. Ik kan het niet goed uitleggen. Het is iets spiritueels dat me beschermt en dichter bij God doet voelen. Ik draag hem op vele manieren, ook met mijn hals bloot en ik verdraag het niet als zo’n stel in het zwart ingepakte vrouwen mij daarop aanspreken. Ze ergeren me. Ze kijken me niet eens als ik met ze babbel. Dat is allemaal zo on-Marokkaans. Maar ook Belgen kunnen erg denigrerend uitpakken. Dat was trouwens een tweede reden om de hoofddoek te dragen. Uit feminisme. Ik wil tonen dat ik een op en top zelfstandig denkende vrouw ben, met een sluier.’

Dat moslimafeminisme is een boeiende realiteit in Brussel. Tal van collectieven dragen het uit. Fatima-Zohra Ait El Maâti trekt Imazi.Reine: ‘Ik kom op voor het recht om mijn eigen lezing van de islam te maken. Dat gaat ook over het recht op abortus en geloofsafvalligheid. Ik heb de mening van buitenstaanders niet nodig en de hoofddoek is mijn zaak. Het gaat niet om het verbergen van mijn lichaam, wel om een eigen spirituele keuze. Vanuit ons collectief voeren we een tweefrontenstrijd. Binnen de eigen geloofsgemeenschap zetten we ons af tegen stereotiepe visies van sommige moslimmannen op vrouwen. De islam wordt in Brussel vandaag te veel door bepaalde groepen opgeëist. Te vaak mondt het uit in elkaar controleren. Wie zit er op het caféterras? Moslims die doorstromen naar de politiek doen het discours daar niet evolueren. Altijd gaat het over de klassiekers, zoals varkensvlees, alcohol of onverdoofd slachten. Wij zijn daarentegen radicaal inclusief en geven bijvoorbeeld ook een plaats aan transgendermoslima’s. Onze andere tegenspeler is politiek rechts of al wie mainstream islamofoob is. Wat we binnen de moslimgemeenschap als probleem aankaarten, wordt graag door hen opgepikt. Ze zien er een bevestiging in van de soumission. Maar voor ons genuanceerd islamdiscours hebben ze geen oren en al zeker niet voor onze strijd voor het dragen van de hoofddoek.’

Collateral damage

Wordt het geen tijd om een disproportioneel groot hoofddoekenverbod op te geven? Zeker als je kijkt naar de nefaste impact ervan? ‘Ik heb geen enkel probleem met iemand die half naakt over de straat loopt, maar waarom is het omgekeerd zo moeilijk om te accepteren dat mijn hoofddoek gewoon een deel van mijn identiteit is’, vraagt huisarts Dounia Logdali zich af. ‘Zolang ik arts in opleiding was en door professoren werd beoordeeld, durfde ik het niet aan om hem te dragen. Nu ben ik een zelfstandige arts en liggen de kaarten anders. Als mensen er iets op tegen hebben, dan zeggen ze me dat maar. Toch was de keuze om als gesluierde moslima in een groepshuisartsenpraktijk te werken niet gemakkelijk. Vaak heb ik me afgevraagd hoe patiënten zouden reageren als ze mijn foto op de website zagen. Ik ben nu drie jaar verder en gelukkig valt het erg goed mee. Ook mijn holebipatiënten met bijvoorbeeld een soa- of een relatieproblematiek blijven me trouw. Uiteraard heb ik het geluk om mee te draaien in een team dat me verwelkomt. Voor sommige collega-studenten was het moeilijker. Zij waren minder laf tijdens hun artsen- en gynaecologenopleiding en droegen toen al een hoofddoek. Het vinden van een stageplaats was een calvarieweg. Of ze vielen op een huisarts die persoonlijk wel wilde, maar vreesde dat het de patiënten zou afschrikken.’ Ook psychologe Ismat Chowdhrie wrong zich in bochten. ‘Het was niet mogelijk om in Brussel bij enkele zorgverstrekkende instanties gesluierd binnen te raken. Het heeft mijn keuze bepaald om dan maar noodgedwongen als zelfstandige aan de slag te gaan.’

Hoe lang is een strikt verbod nog houdbaar? Zeker als je dat afweegt aan het grote tekort aan zorg- en onderwijzend personeel. Veel moslima’s staan te popelen. ‘Het is zinvol om oog te hebben voor perverse neveneffecten’, meent moraalfilosoof Patrick Loobuyck. ‘Mensen het signaal geven dat hun levensbeschouwelijke identiteit niet welkom is, werkt integratie tegen. Soms is het toelaten van het verschil juist een snelle weg, opdat mensen zich met deze samenleving identificeren. Miskenning kan immers leiden tot zich terugplooien. Zo voedde het verbod op het dragen van hoofddeksels en levensbeschouwelijke tekens de claim voor eigen moslimscholen.’

Dat verbod is ook niet altijd simpel om uit te leggen. Het Christuskruis tegen de muur van een katholieke school kan wel, maar de hoofddoek niet. Wel aan de universiteit, maar niet in het secundair. ‘Of denk aan de lerares die net voor ze de klas binnenstapt snel haar sluier afdoet’, zegt Fatima-Zohra. ‘Op mijn zeventiende won ik aan de KU Leuven als vertegenwoordigster van mijn school een taalwedstrijd. Om op de foto te poseren, moest mijn doek af. Je mag als moslima niet herkend worden.’ Jarenlang mocht de bebaarde moslim bij de MIVB de tram wél besturen, en de gesluierde moslima niet. Met de klemtoon op mocht. Want in 2021 stelde een arbeidsrechtbank een moslima in haar gelijk, nadat ze voor aanwerving bij de MIVB was afgewezen. Genderdiscriminatie, luidde het vonnis. En ook dat een hoofddoek achter het stuur of een loket geen obstakel is voor een neutrale dienstverlening. Eerder liep de Brusselse dienst voor arbeidsbemiddeling Actiris al een veroordeling op. Sinds 2015 werken er nu gesluierde moslima’s, ook aan het onthaal en in direct contact met werkzoekenden.

Het zijn interessante precedenten waar weinig bij stilgestaan wordt. In winkelketens zoals H&M en Ikea is werken met de hoofddoek normaal. Horen we daar noemenswaardige problemen over? Of kijk naar sommige gesluierde lesgevers bij Convivial, een van de drie Franstalige organisaties die in Brussel inburgeringscursussen geven. Het is ook niet zo dat die openheid leidt tot situaties waar zwaar gesluierde salafisten plotseling de bovenhand nemen. ‘Ik doe gewoon mijn job en laat tijdens de sessies mijn religieuze referentiekader achterwege’, illustreert Ismat Chowdhrie.

Exclusief of inclusief

Twee opties staan tegenover elkaar. De zogenaamde exclusieve neutraliteit is geïnspireerd op het laïciteitsmodel van Frankrijk en eist dat én het uiterlijk voorkomen én de handelingen van een werknemer (in overheidsdienst) neutraal moeten zijn. De inclusieve neutraliteit neemt genoegen met neutrale handelingen. Niet de keppel of de hoofddoek zijn van tel, wel hoe de ambtenaar omgaat met de burger. ‘Op deze eis om neutraal te zijn, valt niet af te dingen’, stelt Patrick Loobuyck. ‘Handelingsneutraliteit moet garanderen dat iedereen gelijk behandeld wordt. Maar of de neutraliteit zich ook moet vertalen in neutrale uiterlijke kenmerken laat plaats voor discussie. Voorstanders van een verbod op de hoofddoek achter het loket argumenteren dat die kledij de indruk kan voeden dat de overheid onvoldoende neutraal is. Burgers zouden het recht hebben om in contact met de overheid niet met religie geconfronteerd te worden. Omdat ze de hoofddoek als een symbool van vrouwenonderdrukking zien, vinden sommigen het verbod ook een emancipatorische maatregel. Tegenstanders van het verbod menen dat overheidspersoneel de diversiteit van de samenleving mag weerspiegelen, dat je minderheden optimale kansen op integratie en werkgelegenheid moet geven, en dat vrouwen met een hoofddoek rolmodellen kunnen zijn. Voor hen staat de competentie van de werknemer centraal. Ze maken ook een onderscheid tussen het dragen van een hoofddoek of een tulband enerzijds en een T-shirt met slogans zoals I love sharia of Leve Hitler anderzijds. Het eerste kan immers gewoon een uiting zijn van een diep persoonlijk engagement. Men draagt het om in het reine te zijn met zijn geweten en zonder een boodschap aan de anderen te willen opdringen.’

Patrick Loobuyck trekt de redenering door naar het onderwijs. ‘Het recht om op school een hoofddoek te dragen, moet hoe dan ook worden gekoppeld aan een verbod om zich achteraf intolerant op te stellen ten aanzien van mensen die er geen dragen. Verder pleit ik voor een pragmatische benadering. Het algemeen verbod zoals we dat nu kennen, vind ik een onnodige disproportionele vorm van vrijheidsinperking. Voor sommige scholen loste het in het verleden een reëel probleem van sociale druk op. Maar lang niet alle scholen met moslima’s hebben die zorgen. Je maakt best ook een onderscheid tussen leraars en leerlingen. In het eerste geval gaat het om volwassenen die omgaan met mogelijk beïnvloedbare minderjarigen in een leercontext. Maar neutraliteit hoeft ook daar niet te betekenen dat er onder leraars geen diversiteit mag worden getoond. Voor leerlingen kan het argument neutraliteit niet worden ingeroepen. In tegenstelling tot Frankrijk zijn alle officiële scholen grondwettelijk verplicht om levensbeschouwelijke vakken aan te bieden. Leerlingen kunnen hier dus met hun levensbeschouwing op school terecht.’

In Brussel lijkt algemeen directeur van de scholengroep Sint-Goedele Bruno De Lille op dezelfde lijn te zitten. Hij is geneigd om het hoofddoekenverbod los te laten, als de raad van bestuur, de leraars en de ouders in dat verhaal meegaan. Het zou een interessant experiment zijn. ‘Je moet zoiets goed voorbereiden’, aldus Bruno. ‘We zouden in Brussel een van de weinige scholen zijn die de sprong waagt. Dan moet je ervoor zorgen dat de leerlingen komen omwille van ons onderwijsproject en niet omdat ze er een hoofddoek mogen dragen. Als je leerlingen vanaf bijvoorbeeld hun zestiende dat recht geeft, moeten ook de leraars goed worden ondersteund. Ze mogen er niet alleen voor staan als er in de klas sociale druk ontstaat.’

Ook ten aanzien van moslimaleerkrachten stelt hij zich progressief op. ‘Het belangrijkste is dat de leerstof op een correcte manier wordt onderwezen. De lerares is wel een gezagspersoon waar adolescenten naar kunnen op kijken, maar als de klassen voldoende divers zijn zorgt dat voor tegengewicht en zou het geen probleem mogen zijn. Ook ouders zouden snel reageren zodra ze horen dat er gekleurde kennis wordt meegegeven.’


Bronnen:


Homepage