Meerstemmige wijken

Aflevering 25

Er zijn geen getto’s in Brussel, ook geen echte aankomstwijken. De volksbuurten van de arme sikkel zijn vooral lappendekens van erg uiteenlopende groepen. Die wijken worden ook constant gespoeld door vertrekkers en nieuwkomers. Kuregem als voorbeeld: ‘In het algemeen tolereert men elkaar hier, en dat is al veel.’

Het Brussels Gewest is één groot mozaïek van wijken, elk met hun eigen karakter en constant in beweging. Kijk naar de verhuiscijfers. Tussen 2000 en 2016 verhuisden 2.256.849 mensen van elders naar Brussel, terwijl er gelijktijdig 1.510.159 inwoners wegtrokken. Professor politieke wetenschappen Dimokritos Kavadias van de VUB kleeft daar een metafoor op. ‘Brussel is geen stilstaande vijver die langzaam groter wordt, wel een gebied waar een woelige rivier doorheen stroomt. Alles en iedereen is er permanent in beweging.’

Vooral in de arme sikkel wordt er veel verhuisd. Een deel van de middenklassers trekt er weg, samen met mensen in armoede die er de huur niet meer kunnen ophoesten. Jaarlijks zijn die laatsten met naar schatting drieduizend om vooral in de regio’s van Zaventem, Vilvoorde, Asse en Sint-Pieters-Leeuw financieel soelaas te zoeken, of anders nog verder langsheen de industrie-as Antwerpen-Brussel-Charleroi. De Brusselse armoede en uitdagingen waaieren uit. Als dat geen reden is om in Brussel te blijven investeren.

Tegelijk worden de centrumwijken constant gespoeld door mensen die vaak binnen de vijf jaar van de ene naar de andere buurt verhuizen. En er is de impact van de nieuwe buitenlandse migranten en van de jonge middenklassers die er juist wél de geneugten van de grootstad opzoeken. ‘De Brusselse wijken zijn in twintig jaar tijd diverser geworden en evolueren tot een smeltkroes’, kopletterde de krant De Tijd op basis van een studie van het statistiekbureau Statbel.

Tien jaar nadat ik mijn hoofdstuk over Turken in Sint-Joost neerpende, zoek ik opnieuw de Belgo-Turkse journalist Mehmet Koksal op. Wat er veranderd is? ‘Turkssprekende Bulgaren zijn een zichtbare realiteit geworden’, antwoordt hij. ‘Met hun accent vis je ze er zo uit. Vergelijk het met het Engels van een Brit en een Texaan. Voor tewerkstellings- en huisvestingscircuits vallen de Bulgaren terug op de etnische Turken. Die etnische Turken, de typische noodkopers uit de jaren 80, verhuizen steeds meer, vooral richting Meise en Vilvoorde. Intussen blijven ze in de buurt wel huiseigenaar. Sommigen hebben zelfs een imperium van twintig huizen. Ook de vzw’s blijven Turks, waardoor de buurt eerder een ontmoetingsplaats dan een woonplaats aan het worden is.’

Het zijn allemaal argumenten om sommige Brusselse wijken niet te framen als getto’s, en ook niet als honderd procent zuivere aankomstwijken. Dat zijn dooddoeners om complexe, snel veranderende realiteiten te vatten. We hebben andere handvaten nodig.

Neem nu Oud-Molenbeek. Je kan de kleine wijk lezen als een verzameling van ongeveer twintigduizend individuen, elk met hun zorgen en successen. Maar de leesbaarheid wordt al iets gemakkelijker als je de bevolking opdeelt in een veelheid aan sociale groepen. Verfijn vervolgens elke groep in subgroepen. Oud-Molenbeek is dan vooral een immens symfonieorkest.

Er zijn handelaars en handelaars: zowel brolverkopers als gemondialiseerde entrepreneurs met banden tot in India en China. De Marokkaanse meerderheidsgroep versplintert in een eerste, tweede en derde generatie, oud- en nieuwkomers, en onder die nieuwkomers smeks en bledards uit Marokko en Marokkanen uit Nederland, Italië en Spanje, telkens met of zonder papieren. Er zijn de nauwelijks gekende netwerken van de andere etnische groepen, de sociale stijgers die de wijk voor bekeken houden en de nieuwe middenklassers die toestromen. Huurders en eigenaars. Opklimmende, aanklampende en afhakende jeugd. Rigide moslims die zich verzetten tegen initiatieven om de wijk met dans en muziek een wat vrolijker karakter te geven, en vooral softe moslims die gewoon goed willen doen voor hun buren en punten sparen voor het hiernamaals. Laag- en hooggeschoolden. Nieuwkomers voor wie de wijk met matrassenverhuur, zwartwerkinfrastructuur en etnische netwerken effectief een aankomstwijk is. En Oost-Europese nieuwkomers die met cafés het cliché ondermijnen dat de buurt een alcoholgrens is. Ze bepalen allemaal de muzikaliteit.

Even verderop, bij wijze van vergelijking, nog zo’n meerstemmige wijk met een uitgesproken eigenheid: Kuregem in Anderlecht.

Het lappendeken Kuregem

Meer dan in Laag-Molenbeek lees je hier nog de sporen van decennialange desinvestering en politieke verwaarlozing. Er zijn wel wijkcontracten afgewerkt of lopende. Er ligt ook een ambitieus Richtplan van Aanleg op tafel. De Abattoir werkt stap per stap aan een masterplan. Maar globaal gezien is heel deze dynamiek nog niet zo zichtbaar.

Ook Kuregem heeft een onvoorstelbaar lappendeken van groepen. Verwacht wordt dat de Libanese autohandelaars op termijn zullen wegtrekken. Sommigen positioneren zich vandaag als vastgoedmakelaars en willen hun hangars verbouwen tot middenklassenwoningen. Ondertussen blijven ze een miljoenenbusiness runnen met het verschepen van wagens richting Afrika. Rond hen hangt heel het web van zwart-Afrikanen die uit de autohandel hun graantje meepikken. Je hebt de circuits van Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse pinksterkerken en van Afrikaanse voedingswinkels, waar vaak Pakistanen aan het roer staan. Je hebt Turkssprekende Bulgaarse Roms, Roemeense Roms en Syrische Doms. Dat zijn drie Romagroepen die op het Gemeenteplein onder andere omwille van taal apart gaan zitten.

Alleen al onder de Turkssprekenden onderscheidt intercultureel bemiddelaarster Gökben Urus van het wijkgezondheidscentrum MediKuregem meerdere groepen. ‘Mijn grootste publiek zijn de Turkse Bulgaren. Vaak worden ze door etnische Turken als schijnzelfstandigen in bouwbedrijven ingeschreven en komen ze zo aan verblijfspapieren. Hun vrouwen poetsen vaak in Turkse cafés of feestzalen. Maar ze zijn niet bezig met taal en snappen het systeem niet. Ze weten niet dat ze als zelfstandigen sociale bijdragen moeten betalen en dus krijg je schuldophoping. Voor hen moet ik vooral bemiddelen voor afbetalingsplannen. Dan zijn er de voormalige Turkse gastarbeiders. Die senioren verblijven vaak in hun tweede woonst in Turkije en komen periodiek terug voor een medische behandeling. Hierbij moet ik vooral tolken en uitleggen wat bijvoorbeeld een gastroscopie is. Tenslotte zijn er de Turkse nieuwkomers, dus huwelijksmigranten of mensen die hier al tien jaar zijn, maar de taal nog niet hebben geleerd. Soms mogen ze niet van hun man of soms zeggen zulke dertigers dat ze daar te oud voor zijn.’

Er leven schrikbarend veel mensen in extreme precariteit. Kaatje Roelant van de Anderlechtse Preventiedienst houdt zich met hen bezig. ‘Jaarlijks leggen onze twee straathoekwerkers een lijst aan met drieduizend contacten, als we daar de dubbels bijrekenen. Daarvan worden op basis van hulpvragen slechts 250 dossiers aangemaakt. De ene wil afkicken, de andere vraagt verpleging of een nieuwe tent. Want ja, aan de rand van Kuregem leven er mensen in kampementen. Marokkanen, Tunesiërs en Algerijnen zonder wettig verblijf zijn sterk vertegenwoordigd en zitten verstrikt in een multiproblematiek van druggebruik, dakloosheid, familiebreuken en soms delinquentie. Ze hebben geen duidelijk doel meer. Velen draaien mee in de zwartwerkcircuits en lossen voor een fooi de camions op de Abattoir of verkopen illegale sigaretten. Je kan niet extremer aan de rand van een samenleving zitten. Asiel aanvragen willen ze niet. Voor een gedwongen terugkeer kan Dienst Vreemdelingenzaken weinig doen, omdat de akkoorden met die landen ofwel ontbreken, ofwel moeizaam verlopen. Een van de weinige en humane opties is de vrijwillige terugkeer, in samenhang met een re-integratieprogramma. Naast andere hulpverlening proberen we hen daarover te informeren.’

Tien jaar lang arriveren

Ook Kuregem is voor een deel van de inwoners effectief een aankomstwijk. Docent sociaal cultureel werk Frank Meys van de Odissee Hogeschool kent de buurt. ‘Binnen de gemeenschappen zijn er veel informele structuren waarop men kan terugvallen en waarvan we nauwelijks beseffen wat zich daar echt afspeelt. Neem het geval van een pinksterkerk. In de kelder zat een man met drie naaimachines voor zijn helpers. Er was ook een spaarkas om elkaar renteloos te helpen voor een huwelijk of een begrafenis. Ze organiseerden Engelse en Franse taalklassen voor de kinderen en een genezer bood zijn diensten aan voor psychische hulp. Zo’n gebedshuis is dus meteen ook een opleidings- en welzijnscentrum. Zo kunnen in Kuregem een predikant of een islamitische rechter meer impact hebben dan een Vlaamse sociaal werker. We vinden dat misschien raar, maar in eerste instantie zouden we die praktijken beter moeten leren begrijpen om dan te beslissen of we ze al dan niet betrekken in ons welzijnsbeleid.’

Het is niet via Immoweb dat je hier een woning vindt. Wel via de (familiale) netwerken en een circuit van huiseigenaars die een publiek toelaten dat twee gemeenten verderop in Elsene geweigerd wordt. Een deel van die huisvesting zal wel betaalbaar zijn. ‘Maar mispak je niet’, weet Vital Marage van de cel Interculturele Betrekkingen en Nieuwkomers. ‘Je kan al gemakkelijk tot zevenhonderd euro voor een afgeleefd krot betalen. Sommige bewoners zeggen ons dat ze geen schrik hebben van de muizen, omdat de ratten ze opeten. Wij verwerken veel klachten tussen huurders en eigenaars. Veel gebouwen hebben geen aparte meters. De huurwaarborg is handje contantje en zie je vaak nadien niet meer terug.’

Zijn cel bestaat sinds 2018 en legde in vier jaar tijd duizend dossiers met hulpvragen van nieuwkomers aan. ‘Nieuwkomer is wel een relatief begrip, want soms zijn het mensen die hier al tien jaar bezig zijn met aankomen. Hun problemen zijn dikwijls gelinkt aan de calvarieweg om het verblijfsrecht en de burgerlijke staat in orde te maken. Tijdens de migratie kan er immers administratief veel fout lopen, zeker bij mensen met een orale cultuur. Zolang dat allemaal niet rond is, kan je moeilijk verwachten dat ze naar de Rode Duivels kijken. De coronapandemie was veelzeggend. We hadden een vaccinatiestand op de Abattoir. Als je daar enkel mensen toelaat met een identiteitskaart, dan ben je de helft van je publiek kwijt. We hebben het dan maar gedaan op basis van alle mogelijke documenten die bewijzen dat je in België verblijft.’

Nieuwkomers veronderstellen ook de aanwezigheid van de oudere gardes van migranten. Dat zijn de mama’s, de senioren of bijvoorbeeld de derde generatie Belgo-Marokkaanse jongeren. Dat kan voor spanning zorgen. De Marokkaanse bomma’s die bijvoorbeeld schrik hebben van de zwarte straatverkopers. Of de op straat rondhangende ketten die zich op hun territorium plots door nieuwkomers bedreigd voelen. Want er zijn in Kuregem meerdere onzichtbare territoria, als gevolg van de te schaarse publieke ruimte. ‘Je hebt bijvoorbeeld het Belgo-Marokkaanse jongerengroepje rond de blokken langs de Albertsquare en driehonderd meter verder de gasten van het Jorezplein, aan metro Clemenceau’, weet Vital. ‘In hun hoofden zijn dat aparte zones. Kijk naar de namen van de voetbalploegen. Daarin vind je geen linken met Anderlecht of Kuregem. Het gaat om FC Lemmens of Entente Jorez. Als je je niet aanvaard voelt in de samenleving, dan plooi je terug op de wijk die dan een stuk van je identiteit wordt. Als nieuwkomers dat territorium kruisen, krijg je concurrentie. Een witte is geen probleem. De senioren van het lokale dienstencentrum Cosmos op het Jorezplein ook niet. Want zij hangen niet rond in de publieke ruimte. Die derdegeneratiejongeren gaan zich wel afzetten tegen wat in hun ogen marginale nieuwkomers zijn. Zo reproduceren ook zij discriminatie. Racisme kent geen kleur. De sans-papiers worden opgejaagd en de aanwezigheid van Roma trekt volgens hen de wijk nog verder naar omlaag.’

Een opmerkelijke nieuwe groep van Roma zijn overigens de Syrische Doms. Ze waren de directe aanleiding voor de oprichting van de cel van Vital Marage. Die Arabischsprekende Roma doken omstreeks 2015 in het Dauwpark vanuit het niets op. De locals spraken over le parc des Syriens en durfden er hun kinderen niet meer te laten spelen. Er was wel een wil om hen te helpen. Het waren per slot oorlogsvluchtelingen. Toch werden ze vooral weggezet als des gitans craceux. Het team van Vital leerde hen kennen en werkt op het herstel van de sociale cohesie. ‘De Arabische Syriërs hebben zich langs de Bergensesteenweg erg snel opgewerkt met handelszaken. Dat zijn eerder middenklassers. De Syrische Doms vergen daarentegen veel energie. De culturele kloof is erg groot.’ Het ging snel. Van 84 in 2014 naar meer dan 1300 vandaag. Ook in Sint-Joost heb je Doms, maar die leefden voordien in Aleppo, niet ver van de Turkse grens, en tonen meer affiniteit met de Turkse Brusselaars. De Doms van Kuregem laten zich mogelijk leiden door het feit dat veel mensen hier Arabisch spreken. ‘Ze zijn erg op zichzelf gericht’, zegt Vital. ‘Ze trouwen onder elkaar, vaak op vroege leeftijd, en meestal zijn ze analfabeet. De meesten zijn erkende vluchtelingen en leren snel hun rechten kennen. Ook de achterpoortjes. Wij marchanderen vooral met hen. Dat kan niet anders. Als je onvoorwaardelijk hulp aanbiedt, kom je nogal sullig over. Dus zeggen wij: Kijk, we gaan dit voor jou doen, maar in ruil stuur je wel je kind naar school of leer je Frans. Het blijft trekken en sleuren, maar vandaag zijn sommige gezinnen toch wat meer gestabiliseerd.’

Zo is Kuregem een meltingpot van veel verschillende levensstijlen. ‘Het tegendeel van een getto waar slechts één groep de codes bepaalt’, vindt Vital. ‘Het is een open wijk met ultragemondialiseerde economische activiteiten, een wijk met veel anonimiteit en vrijheid om naast elkaar te leven. En tegelijk zijn er de gedeelde noden waarin een meerderheid zich herkent. Een goede school vinden bijvoorbeeld, of de claim om meer veiligheid.’ Zo meent ook Frank Meys. ‘In het algemeen tolereert men elkaar en dat is al veel. Veel groepen leven naast elkaar, maar je moet ook kijken naar wat de mensen delen, hoe minimaal dat soms ook is. Ze wonen in een gebouw waar tot zes verschillende talen wordt gesproken en dan moet je overeenkomen over het gemeenschappelijke: het nachtlawaai, het beheer van de sleutels. En er zijn weinig mensen die bijvoorbeeld niet inzitten met een goede opleiding voor hun kinderen.’


Bronnen:


Homepage