De eerste duizend dagen

Aflevering 26

Zelfs peuters lopen in de Brusselse kanaalzone het risico om met een achterstand te vertrekken. Ondanks de geleverde inspanningen van de afgelopen jaren, vind je de meeste betaalbare kinderopvang nog steeds in de rijkere gemeenten aan de rand van de stad. Wat betekent dat voor de peuters en hun ouders? De sector kreunt onder de uitdagingen en smeekt om een Marshallplan voor de eerste duizend dagen.

Een Marshallplan voor de eerste duizend dagen. Dat was de slogan die Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) nog te horen kreeg, net voor hij in mei 2022 aftrad. Personeelsleden van crèches uit Brussel en Vlaanderen hadden voor zijn kabinet in Schaarbeek postgevat om de noden aan te kaarten. De Brusselse kinderopvang kreunt al lang onder hoge werkdruk, personeelstekort, gebrek aan plaatsen en geld. En met de sector kreunen ook veel Brusselse ouders.

Wat zij moest doen om voor haar eerste boorling tijdig een crèche te vinden, vraag ik aan mijn petekind. ‘Me digitaal aanmelden in het centraal kinderopvangloket, daar enkele voorkeurcrèches opgeven en dan afwachten. Twee van de drie antwoordden met volzet. In de andere kon het nog, maar slechts voor drie werkdagen.’ Lees: mijn petekind is een bevoorrechte Brusselaar: woonachtig in de betere delen van het gewest, langgeschoold, drietalig en samen met haar vriend een goede tweeverdiener. Zak af in de arme sikkel, en daar is de situatie nog erger. Sociale ongelijkheid in Brussel begint al tijdens de eerste duizend dagen van een bestaan.

Vzw Elmer beheert in de kanaalzone vier Nederlandstalige crèches en stond ook aan de voordeur van Wouter Beke. ‘Geen plaats vinden in de kinderopvang heeft voor kind en ouders gevolgen’, legt coördinator Anne Lambrechts uit. ‘Eén derde van onze moeders zijn hier geboren. De anderen in vijftig verschillende landen. Als hun baby’s bij ons vanaf de leeftijd van drie maanden instromen en drie jaar blijven, dan is dat een van de manieren om een taalbad Nederlands te krijgen. Bij de uitstroom naar de kleuterschool zien we dat anderstalige kinderen een goede passieve kennis hebben ontwikkeld. Kinderopvang maakt niet enkel de combinatie werk en gezin mogelijk, peuters leren er samen spelen en allerlei (motorische) vaardigheden ontwikkelen. Met uitstappen naar de kinderboerderij wordt hun wereld groter. Als je dit mist, dan vertrek je met achterstand.’

‘Ouders die uit de boot vallen, blijven evenmin gespaard. Zij moeten thuisblijven, kunnen niet zomaar een opleiding volgen of op een plotse jobaanbieding ingaan. In het ergste geval riskeren ze een sanctie van de RVA. De draagkracht van ouders in kansarmoede en in te kleine appartementen is ook niet altijd groot. Soms blijft het kind gewoon alleen in bed achter, omdat de moeder noodgedwongen buitenshuis dingen in orde moet brengen. Elmer staat open voor alle ouders, ook die uit de middenklasse. We vinden een goede mix belangrijk. Toch proberen we vooral voor kwetsbare ouders laagdrempelig te zijn. Denk aan tienerouders, alleenstaande moeders of ouders met dringende opvangvragen. Bij ons hoeven ze zich niet lang op voorhand in te schrijven.’

De cijfers. In 2021 waren er voor 50.000 Brusselse peuters 21.000 opvangplaatsen. De Franstalige crèches trokken het grootste deel van het laken naar zich toe. De Nederlandstalige voorzagen in net geen 7000 plaatsen. De vraag is dus dubbel zo groot als het aanbod. Gemiddeld zijn er 4 opvangplaatsen voor 10 kinderen.

Er is ook een spreidingsprobleem. Kinderopvang die rekening houdt met het inkomen van de ouders en dus betaalbaarder is, is ongelijk verspreid over het gewest. In wijken met de laagste inkomens is er minder betaalbare opvang. ‘Het goede nieuws is dat die ongelijke spreiding iets is afgenomen’, weet Anne. ‘Toen in 2005 de Brusselse crèches voor het eerst in kaart werden gebracht, was de kloof bijzonder frappant. Sindsdien zijn er veel inspanningen geleverd. De verschillende wijkcontracten voorzagen in nieuwe crèches. De VGC probeert met eigen middelen een tandje bij te steken, net zoals sommige gemeenten. Sint-Joost bijvoorbeeld dat in vijf jaar tijd de opvangcapaciteit van de gemeentelijke crèches wist te verdubbelen. Maar het probleem blijft, in het bijzonder voor de kanaalzone.’

Een capaciteitstekort impliceert voorrangscriteria. ‘Ouders die solliciteren of een opleiding volgen, vallen onder die criteria’, zegt Anne. ‘Maar de crèches hebben veel vrijheid en geven vaak de voorkeur aan kinderen van ouders die allebei werken. Langs Nederlandstalige kant is ook 55 procent voorrang voorzien voor ouders die een basiskennis Nederlands hebben. De VGC tracht het inschrijvingsbeleid wel socialer te maken, maar vooralsnog vallen veel anderstalige, kortgeschoolde ouders of ouders in armoede uit de boot. Qua officiële tarieven valt het in de inkomensgerelateerde kinderopvang mee. Je hebt plaatsen waar je er op maandbasis met 35 euro vanaf komt. Andere ouders betalen tot ongeveer 600 euro. Het probleem zit hem eerder in de extra’s die de crèches kunnen vragen. Extra geld voor luiers bijvoorbeeld of als je je kind niet brengt op een dag die gereserveerd was, moet je toch betalen.’

Op de stoep van Wouter Beke klonk ook dat andere probleem: het personeelstekort. Vergelijk met het lerarentekort. Geen leraars, geen scholen. Geen kinderbegeleiders, geen crèches. Een begeleider moet bereid zijn om al in de vroege uurtjes te starten. 7,6 uur niets dan aandacht geven aan negen peuters is bijzonder veeleisend. Met die norm van negen peuters voor één personeelslid raak je aan de structurele onderfinanciering. ‘Zweden investeert per peuter tien keer meer dan België’, zegt Anne. ‘In Denemarken is het dubbel zoveel en heb je een verhouding van één begeleider voor vijf peuters.’ Bij Actiris krijgen ze de Franstalige en Nederlandstalige vacatures niet ingevuld en is de job van begeleider een knelpuntberoep. Langs Nederlandstalige kant is de situatie nog prangender, omdat de meeste begeleiders vanuit Vlaanderen pendelen en dus nog vroeger de baan op moeten.

‘De job moet dringend worden opgewaardeerd’, rondt Anne af. ‘Maak dat je door meer middelen adempauzes aan het personeel kan geven. Laat mensen al eens op uitwisseling gaan in het buitenland. Uiteraard moet het loon naar omhoog, want dat is niet evenredig met de inspanning. Begeleiders krijgen ook geen extralegale voordelen. En probeer ook veel sterker te rekruteren onder de Brusselaars. Zij hebben feeling met de realiteit van kansarme ouders. De meeste begeleiders zijn bij ons gestart als kortgeschoolde Brusselaars en doorgegroeid tot gekwalificeerd personeel. Dat kan omdat we erkend zijn als een onderneming in de sociale economie en daardoor over middelen beschikken.’


Bronnen:

  • Demey D. (2021), Betaalbare kinderopvang in kwetsbare wijken in het Brussels Gewest. BISA, Perspective.brussels, Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, Focus 47.
  • Humblet P., Robert E., Huynen P., Amerijckx G., Aujean S. et Wayens B. (2020), Toegangsmodaliteiten en publiek van de Franstalige kinderopvang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Brussels Studies.   
  • Interview Anne Lambrechts, coördinator vzw Elmer, 24 juni 2022
  • ‘Een voltijdse job als kinderverzorger, dat hou je geen dertig jaar vol’, 1 april 2022, Bruzz.
  • Service du santé mentale Le Méridien (2021), Diagnostic communautaire 2018-2021. Saint-Josse-ten-Noode et les quartiers limitrophes de Schaerbeek (quartier Nord-Brabant et Josaphat). Rapport final.
  • ‘Tekort aan betaalbare kinderopvang: ‘Vraag dubbel zo groot als het aanbod’, 17 november 2021, Bruzz.

Homepage