Zuurstof voor cultuur

Aflevering 24

De Brusselaar die teruggetrokken in zijn kamertje cultuur produceert, speelt in vierde divisie. De Brusselaar die tot de KVS doorstoot, speelt in de Champions League. Hoeveel stem geven de grote cultuurhuizen aan wat leeft in de stad? ‘Cultuurparticipatie boekte de voorbije twintig jaar progressie, maar alles kan meer en nog veel beter. De drempels blijven hoog.’

Laat het me karikaturaal schematiseren. De Brusselse cultuursector kent twee extremen. De Brusselaar die teruggeplooid in zijn kamertje met cultuurproductie bezig is, speelt in vierde divisie. De Brusselaar die in de KVS, Bozar, Théâtre National of Théâtre de Poche binnenraakt, speelt in de Champions League. Daartussen zitten veel andere treden. De Vaartkapoen in Molenbeek, Le Jacques Franck in Sint-Gillis of Théâtre Mercelis in Elsene zou je tweede divisie kunnen noemen.

De vraag is dan: hoeveel informele cultuurmakers weten op te klimmen naar de top? In welke mate geven de grote cultuurhuizen stem aan wat leeft in de stad? Is er een echte wil om de bottom-upnarratieven te programmeren?

Eerst het goede nieuws.

Brussel boekte de voorbije twintig jaar progressie als het aankomt op cultuurparticipatie. Toch als ik afga op wat de meeste van mijn 25 geïnterviewde personen uit de sector me vertellen. Artistiek directeur van de KVS Michael De Cock klinkt misschien het positiefst van allemaal. ‘De sociale ongelijkheid neemt af. In de KVS wordt vandaag de helft van de programmatie gevoed vanuit de informele netwerken, dus door mensen die niet noodzakelijk een opleiding volgden. Twintig jaar geleden was dat ondenkbaar. We brengen een meertalig repertoire dat ook urban art zoals slam en hiphop integreert. We omarmen de pluraliteit van de stad. Dat is geen opdracht of een uitdaging, maar gewoon een logisch uitgangspunt. We putten al lang niet meer uit de witte middenklasse en je mag ook niet meer blijven prediken vanuit de eigen kwaliteitsnormen. Het is niet omdat je nooit een Shakespeare hebt gespeeld, dat je niet iets anders kan. En zo zie ik ook wel langs Franstalige kant beweging. Ook daar vinden informele netwerken hun weg naar bijvoorbeeld het Théâtre National.’

Dat zeggen ook Nordine Ouald lhadj en Ismael Ben Moha van vzw Caméra Quartier in Schaarbeek. ‘Jongeren zullen gauw alles als racisme afdoen, maar mits een goede begeleiding liggen er vandaag toch een pak meer kansen voor het rapen. Wij zijn nog opgegroeid onder de extreemrechtse politiecommissaris Johan Demol en burgemeester Roger Nols in zijn djellaba op zijn kameel. Die tijd is voorbij. Veel lokale huizen staan open voor de filmproducties van onze jongeren.’

Dan de meer terughoudende echo’s. ‘Alles kan meer en nog veel beter. De drempels blijven hoog.’

‘De KVS doet inderdaad interessante dingen’, opent professor theater- en cultuurstudies Karel Vanhaesebrouck van de ULB. ‘Het is een plek waar ik me als witte eindelijk eens een minderheid kan voelen in een zaal die voor de rest anders kleurt. Met voorstellingen over Malcolm X of Winnie Mandela, met slam, hiphop en acteurs die niet in het officiële onderwijs zijn opgeleid, waait de stad daar naar binnen. Maar dat blijft  nog eerder de uitzondering. De cultuurhuizen moeten nog veel meer bereid zijn om de stedelijke talen te zien als artistieke talen, en niet als subculturen van folklorekunstenaars. Cultuur is representatie. Als kijker moet je je herkennen in wat je ziet. En dan is er toch een kloof tussen wat het Kaaitheater bijvoorbeeld brengt en de leefwereld van de Brusselaars. De Nederlandstalige sector doet het wel wat beter. Hij vertrekt minder van wat op voorhand als goede kunst wordt gezien. Het repertoire is flexibeler, met een grotere hybridisering van de straat- en de officiële cultuur.’

‘Langs Franstalige kant zet men daarentegen vooral in op de democratisering van de kunst. Scholen naar het theater trekken bijvoorbeeld. Maar zonder dat de dominante cultuur zelf in vraag wordt gesteld. In de Franstalige kunstscholen zoals Insas gaat men ervan uit dat je toch al eens een Racine of een Molière in je handen hebt gehad. Een Brusselse ket die voelt dat hij graag theater wil doen, botst dan op die verwachting. Het verklaart onder meer waarom het leerlingenbestand van Brusselse referentiescholen zoals Insas of La Cambre nog onvoldoende divers is. Er is vooral een grote instroom uit Frankrijk, maar echte Brusselse ketten? Hetzelfde zie je in het dansmilieu waarin Brussel wereldtop is. Dat barst van hoogopgeleide expats, maar op het lokale niveau is de verankering haast nihil. Elk huis heeft vandaag wel diversiteit in zijn beleidsplan staan, maar er blijft een kloof tussen wat de sector daarover droomt en wie er finaal in de zaal zit of op de planken staat. En als er al eens een zwarte Hamlet verschijnt, dan wordt dat snel gelabeld als activisme.’

Ik leg dit voor aan de Brussels Marokkaanse acteur Ben Hamidou, die ondertussen het firmament bereikte. ‘Wat de podiumkunsten betreft, is er inderdaad nog een probleem met het gebrachte repertoire. Zeker in het Franstalige circuit is dat nog relatief klassiek. Voor veel jongeren blijft theater daardoor een ver-van-mijn-bedshow. Ze herkennen er zich niet in. Toch ben ik optimistisch. Ik speel nu ook al eens een dokter of, bij de broers Dardenne, een politie-inspecteur. Het zijn nog geen hoofdrollen, maar het verandert. Théâtre de Poche in het Ter Kamerenbos zoekt actief naar Afrikaanse acteurs. Ook het Théâtre Les Riches-Claires is zeer open. We hebben vooral meer Brusselse gasten nodig die met eigen goede verhalen komen en de directies daarvan weten te overtuigen.’

Te veel wit

Op zich is het voor niemand gemakkelijk. Als ik even mezelf als uitgangspunt neem. Veertien jaar auteurschap is niet altijd een pretje. Het (journalistieke) schrijversmilieu kent weinig solidaire kameraadschap. Er wordt getrokken, geduwd, inhoud gekaapt en genetwerkt om in de fichebakken van de mediahuizen te raken. Eens daarin vlieg je er niet snel uit en vervallen redacties in de routine om telkens uit hetzelfde vat te tappen. Dat zeg ik dus als witte, hoogopgeleide middenklasser die ook al eens zijn weg naar een subsidie weet te vinden. Wat moet het dan niet zijn voor zoveel andere Brusselaars?

Annabelle Van Nieuwenhuyze, de coördinator van Cinemaximiliaan is anno 2022 samen met de artistieke directeur van de Beursschouwburg Melat Gebeyaw Nigussie nagenoeg de enige leidinggevende vrouw van kleur in de Brusselse cultuursector. ‘Bij TV Brussel ervaarde ik in een vorig leven nooit drempels. Maar bij Ketnet? Rond 1998 richtte de VRT de personeelscel diversiteit op. Maar waarom mogen wij niet gewoon door de grote deur naar binnen? Wat maakt ons zo speciaal en vanwaar halen witte mensen zoveel fantasie om zichzelf zo speciaal te wanen?’

Kunsthistoricus en beeldhouwer Toma Muteba is de enige zwarte docent aan de kunstschool La Cambre. ‘Met de studenten is dit altijd goed verlopen. Het is voor hen een verrijking om een niet-witte docent te hebben. Anderzijds ondervond ik bij bepaalde leraars soms meer onbegrip en vooroordelen. Echte vermenging in Brussel is een fictie. Zelfs in de culturele instellingen aanvaardt men erg moeizaam om door mensen van kleur geleid te worden.’

Het is een andere gedeelde claim die ik hoor. ‘Je moet niet enkel het aanbod verruimen, ook je personeelsbestand’, aldus Michael De Cock. ‘Onze staf is divers en gekleurd. Die meerlagigheid is de enige manier om tot een meerstemmige programmatie te komen.’ Als je werkt vanuit witte cultuurhuizen, dan kan je zo nu en dan wel iets voorzien voor Braziliaanse artiesten’, vertelt voormalig cultuurjournalist bij Bruzz Benjamin Tollet. ‘Maar je moet ze wel zien te vinden. En dat doe je door je werking en kaders te diversifiëren.’ Ook Leen De Spiegelaere, coördinator van de ‘muziekfabriek’ MetX in de Marollen, vindt het allemaal nog veel te onvoldoende. ‘Alle huizen zijn nu wel bezig om in het beleid diversiteit aan te vinken, maar niet altijd omwille van de intrinsieke artistieke kwaliteit. Soms kloppen organisaties bij ons aan, op zoek naar gekleurde muzikanten van dienst. Dat is goed voor de subsidievakjes participatie of buurtwerking, maar niet voor een volwaardige plek in de programmatie.’

Over welke drempels hoor ik nog spreken? ‘Hoe word je als lokale Brusselse artiest in de huizen ontvangen’, oppert Melat Gebeyaw Nigussie. ‘Ze willen wel diversiteit, maar weten niet altijd met welke knowhow ze kunnen helpen. Het is niet genoeg om een podium te geven. Wij proberen in de Beursschouwburg een professionele begeleiding aan te bieden. Veel bottom-upartiesten kennen bijvoorbeeld hun weg nog niet naar financiering. Leer je publiek en je artiesten kennen, ga er in de buik van Brussel naar op zoek en merk de hiaten in je organisatie op. Dat is een werk van lange adem, maar nu toch ook weer geen kernfysica.’

Wie vindt zijn weg in het doolhof van de subsidies? Het Brusselse cultuurbeleid wordt voornamelijk gefinancierd vanuit de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Afhankelijk van de insteek kan een artiest nog andere geldpotjes openen, onder het mom van inzetten op welzijn, jeugdwerk, sociale cohesie of het imago van Brussel. Dan kan je onder meer bij het Brussels Gewest of de negentien gemeenten terecht. ‘Word je volgens correcte barema’s betaald?’, vult Samira Hmouda van de Pianofabriek het lijstje van drempels aan. ‘Krijgen Brusselse artiesten van kleur evenveel data in de programmatie? Zet de technische ploeg zich evenveel in voor de Marokkaanse drarrie uit de wijken dan voor de erkende artiest?’

Extra treden

Gelukkig zijn er in Brussel op weg naar de top ook knappe tussentreden op de ladder. Die Pianofabriek bijvoorbeeld. ‘Er leeft veel bottom-up in Sint-Gillis’, vertelt directeur Bastiaan Wildemeersch. ‘We sporen dat zoveel mogelijk op. Hiphoppers kunnen bij ons al eens een plaat opnemen of een eerste concert geven. Anderen hebben montagestudio’s ter beschikking. Het hoeft ook niet altijd de artistieke toer op te gaan. Mensen kunnen hier gewoon hun ding doen. We geven plek aan de Argentijnse tangoleraar of aan Brazilianen voor percussie en capoeira. Bij onze Franstalige buren van het cultureel centrum Le Jacques Franck gebeuren tegenwoordig ook zo’n zaken, maar ik heb de indruk dat de Franstalige circuits toch nog vooral focussen op het programmeren van al erkende artiesten.’

Net zo trekt MetX alle invloeden en mensen aan. Het kneedt muziek tot nieuwe hybride genres. Professionele muzikanten nemen amateurs onder de arm. In totaal spelen alle groepen samen ongeveer 120 concerten per jaar.

In het Molenbeekse Huis van Culturen en Sociale Samenhang vangt Ben Hamidou jongeren op die nooit eerder theater hebben gedaan. Hij tracht ze zo hoog mogelijk op te tillen, tot ze na twee jaar niet meer dezelfde zijn. ‘Als sommigen me dan aangeven dat ze graag een echte opleiding willen volgen, dan bereid ik ze voor op de toegangsdrempels van de kunstschool.’


Bronnen:

  • Agenda Interculturel (2017), Quelle politique culturelle voulons-nous? Nr. 335, Centre Bruxellois d’Action Interculturelle.
  • Interview Ann Van de Vyvere, medewerkster bij vzw Demos, 20 januari 2022
  • Interview Bastiaan Wildemeersch, directeur Pianofabriek, 7 februari 2022
  • Interview Ben Hamidou, acteur, 15 januari 2022
  • Interview Benjamin Tollet, cultuurjournalist en vzw Molembike, 22 december 2021
  • Interview Dema (artiestennaam), graffiti-artiest, 10 februari 2022
  • Interview Els Rochette, voormalig coördinator van Globe Aroma, 29 december 2021
  • Interview Jaouad Alloul, performer, zanger, 11 februari 2022
  • Interview Karel Vanhaesebrouck, professor theater- en cultuurstudies ULB, 14 januari 2022
  • Interview Leen De Spiegelaere, coördinator vzw MetX, 23 februari 2022
  • Interview Melat Gebeyaw Nigussie, artistiek directeur van de Beursschouwburg, 30 maart 2022
  • Interview Michael De Cock, artistieke directeur KVS, 17 februari 2022 
  • Interview Myriam Stoffen, voormalig coördinator Zinneke vzw, 11 november 2021
  • Interview Peter Veyt, muzikant en coördinator van Zinnemusica, 3 januari 2022
  • Interview Samira Hmouda, Artistiek directrice festival Système D, Citylab (Pianofabriek), 26 april 2022
  • Interview Seppe Baeyens, vzw Leon Dance, 8 februari 2022 
  • Interview Toma Muteba, beeldhouwer en docent in La Cambre, 11 februari 2022
  • Rinschbergh F., Swyngedouw E. en Vlegels J. (2018), Werk en diversiteit in de culturele en creatieve industrie van Brussel / Conditions de travail et diversité dans les industries culturelles et créatives de Bruxelles.
  • Quittelier B. (2015), Hiphop in Brussel: eindelijk uit het getto? Brussels Studies.

Homepage