Oud worden met de vertrouwde bakker om de hoek

Aflevering 15

Thuis je plan trekken of in een woonzorgcentrum wachten tot de kaars uitdooft. Veel alternatieven hebben Brusselse senioren niet. Maar stilaan groeit bij het beleid de wil voor een derde weg. Het idee van ‘zorgzame buurten’ komt tegemoet aan het verlangen van veel senioren om zo lang mogelijk in de eigen wijk te blijven wonen. Ambitieus, complex, maar niet onmogelijk om te realiseren.

In antwoord op de problematiek van thuiszorg en de mastodonten van woonzorgcentra (zie aflevering 14) is er een derde weg om te bewandelen. Die van buurtzorg. Brussel werkte de voorbije jaren knappe initiatieven uit en staat iets verder dan Vlaanderen. Het gaat traag, maar het idee van zorgzame buurten voor senioren schiet wortel. ‘In de dossiers van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie lees je vandaag duidelijke verwijzingen naar het belang hiervan’, zegt Herwig Teugels van het Kenniscentrum WWZ. ‘We moeten opvolgen waar we daarmee landen, maar enkel de verwijzing op zich is al positief.’

Het principe is simpel. Ouderen geven steeds meer aan om zelfstandig en met ondersteuning in de eigen buurt te willen blijven wonen. ‘Daarvoor heb je twee ketens nodig, een voor zorg en een voor wonen. Zo’n keten bestaat uit schakels die telkens wijzigende behoeften opvangen. Voor de zorg begint de keten met een lokaal dienstencentrum waar je al eens iets kan gaan eten of van een activiteit proeven. Eens slechter ter been moet je kunnen terugvallen op een geoliede thuiszorg. Verder in de keten volgen dan de dagverzorgingscentra of het kortverblijf. En pas voor zware zorgnoden zijn er tenslotte de woonzorgcentra.’

‘Hetzelfde geldt voor wonen. Dat begint met thuis wonen. Maar als de partner overlijdt, stelt zich misschien de vraag of je nog alleen wilt blijven. Om de te grote stap naar de woonzorgcentra te vermijden, heb je in de eigen buurt een waaier aan alternatieve woonvormen nodig. Het gaat om kleine huiselijke concepten die collectieve ruimtes combineren met de nodige privacy. Je kan er ook een dienstencentrum of een thuiszorgorganisatie in onderbrengen.’

Zo werden in Brussel een reeks van cohousingprojecten gerealiseerd. Senioren hebben er hun eigen appartement, maar delen bijvoorbeeld een leefruimte om te eten, te feesten of te wassen. In grote woonblokken kan je denken aan het zogenaamde gestippeld wonen. Senioren hebben dan verspreid over het flatgebouw elk hun appartement en huren er samen een extra flat voor gedeelde activiteiten of om thuiszorg in te schakelen. Ook kangoeroewonen is een optie. Hierbij deelt de senior het huis met een jong gezin. Alleen al het Kenniscentrum WWZ was de afgelopen jaren betrokken bij de realisatie van dertig woon- en welzijnsinitiatieven. Het project Biloba was een pionier.

Senioren naast sekswerkers

Nog voor je langs de eerste bordelen in de Plantenstraat in Schaarbeek passeert, leidt een grote poort met daarachter een gang je naar het hart van het Maison Biloba Huis, een voorbeeld van een bicommunautaire aanpak. ‘We moesten er drie vzw’s voor oprichten’, lacht Linda Struelens van de raad van bestuur. ‘Een Nederlandstalige, een Franstalige en een tweetalige. En bij de opening stonden zeven excellenties op de foto.’

Rond een dienstencentrum dat tegelijk een ontmoetingsruimte voor mantelzorgers of andere senioren uit de buurt is, werden vijftien financieel toegankelijke woningen gerealiseerd. ‘We bestaan sinds 2016, maar de reflectie begon al in 2007. De senioren legden hun problemen op tafel: een te kleine huisvesting, te weinig pensioen, geen vertrouwen in de bestaande woonzorgcentra, de familie die aangaf dat de mantelzorg zwaar was en het verlangen om oud te worden in de eigen buurt. Zo kwamen we tot dit project van intercultureel samenwonen. Mensen wonen hier zelfstandig. Ze koken zelf en één keer per week doet het dienstencentrum dat. Nu eens Turks, dan Belgisch en steeds halal. Kerstmis en het Suikerfeest werpen we ook door elkaar. We trachten de dominantie van één groep te voorkomen. Dat verplicht je om elkaar te leren kennen. Diversiteit forceert openheid. Nu willen we graag nog de zorggarantie sterker uitbouwen door bijvoorbeeld een vaste arts aan te trekken.’

Drie kilometer verder, in de Muggenstraat in Brussel-centrum, een ander voorbeeld: het intergenerationeel woonproject Casa Viva, met acht woningen voor kwetsbare ouderen en jonge gezinnen, met en zonder migratieachtergrond. Een gedeelde tuin op het dak en een dienstencentrum op straatniveau. Ook hier een waaier aan partners die aan de kar trokken: een sociaal verhuurkantoor, ministers van het Brussels Gewest, de VGC en de Vlaamse overheid, tal van organisaties die het project lokaal bekendmaakten om kandidaat-huurders te werven, en onder meer SAAMO (Samenlevingsopbouw Brussel) die de geselecteerde groep in het proces begeleidde. ‘Zulke participatieve projecten van nul tot aan de finish uit de grond stampen, is niet gemakkelijk’, weet Hanna Clarys die er tot 2018 mee aan trok. ‘Je boekt successen en tegenslagen, zeker omdat je werkt met kwetsbare mensen. Een senior met beginnende dementie kan plots veel druk leggen op de jongere medebewoners van wie hij steun verwacht. Dat wordt dan gauw meer dan al eens een vuilniszak buitenzetten. En omgekeerd, het idee dat senioren voor de kinderen van de jongere koppels inspringen, is ook geen evidentie. Eens dat iedereen zijn intrek had genomen, viel de groepsdynamiek wat stil. Die moet je dan opnieuw activeren. Toch is Casa Viva in vergelijking met een woonzorgcentrum in de rand veel warmer en beter.’

Wederkerige hulpverlening

In het dienstencentrum van Casa Viva schuift Saida Rian mee aan tafel. Ze coördineert de BuurtPensioen antennes van Brussel-Stad en Jette, alweer een pilootproject van Kenniscentrum WWZ. ‘Per antenne, en zo hebben we er inmiddels tien, monitoren we op buurtniveau de hulpvragen en welke vrijwilliger wat wil doen om te helpen. Verspreid over Jette, Evere, Laken, Molenbeek, het centrum en de Noordwijk hebben we nu een groep van een 650-tal mensen die zich inschakelen in een systeem van wederkerige dienstverlening. De meest voorkomende vragen draaien rond contact. Wie komt bij mij eens op bezoek voor een kop koffie of thee? Dan zijn er de hulpvragen om boodschappen te doen en op nummer drie staan de verzoeken om zich te laten vergezellen naar een ziekenhuis of bij goed weer eens een wandeling te maken.’

‘In Anderlecht, Vorst en Ukkel doet Bras Dessus, Bras Dessous langs Franstalige kant hetzelfde, behalve dat zij mensen één op één koppelt. Met uitstappen en maandelijkse conviviale vergaderingen zetten wij in op groepsverbondenheid. De gemiddelde leeftijd is 65 jaar. Cultureel zijn we heel gemengd en dat verloopt prima. De uitdaging ligt eerder in de sociaal-economische achtergronden van de vrijwilligers. In de antennes van de Anneessenswijk en de Marollen hebben we een vrij precair publiek met een geaccidenteerd parcours. Ze zijn werkloos of hebben hun rug kapot gewerkt. Ze hebben ook minder zelfvertrouwen en zijn wat terughoudender om taken voor anderen te doen. In Jette hebben we eerder een publiek dat tijdens hun leven actief was. Die moet je minder motiveren.’

Zo bestaan er ondertussen verschillende inspirerende projecten. Meestal gaat het om arbeidsintensieve initiatieven voor een nog een beperkt aantal Brusselaars. Of een schaalvergroting mogelijk is, hangt af van de overheden. ‘Voor een goede zorgzame buurt moet je op elk niveau nagaan wat er al is en wat nog ontbreekt’, licht Herwig Teugels toe. ‘Dat is het Brussels Gewest nu aan het doen. Op wijkniveau heb je bijvoorbeeld een dienstencentrum nodig. Op het niveau van enkele gemeenten een klusjesdienst of sociaal vervoer. Op nog een hoger niveau een nachtverplegingscentrum. En zo moet je de keten doortrekken tot op het niveau van de federale bevoegdheden. Als we daarbij de wetgeving hier en daar vereenvoudigen, is dat een meerwaarde. Gezinszorg mag nu vanuit Vlaanderen wel collectief worden aangeboden, maar de facturatie blijft op individuele basis. Dat bemoeilijkt collectieve woonzorgmodellen. In Brussel heb je de lokale dienstencentra die door Vlaanderen worden gefinancierd en de dagcentra van de COCOF en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Dat versterkt de versnippering. Je zou beter een dagcentrum laten versmelten met een dienstencentrum om daar nadien een sterker merk van te maken. Als je buurtgerichte zorg wil, is het onlogisch om een wijk op te splitsen in twee taalgemeenschappen.’


Bronnen:

  • Interview Hanna Clarys, Samenlevingsopbouw Brussel, 11 januari 2022
  • Interview Herwig Teugels, directeur Kenniscentrum WWZ (Wonen, Welzijn, Zorg), 3 februari 2022 
  • Interview Liesbeth De Donder, professor agogieke wetenschappen VUB, 7 december 2021
  • Interview Linda Struelens, raad van bestuur Maison Biloba Huis, 15 november 2021
  • Interview Saida Rian, coördinator buurtpensioen antennes Brussel-Stad en Jette, 4 januari 2022
  • Kenniscentrum WWZ, Casa Viva. Cahier 7.
  • Kenniscentrum WWZ (2019), Diversiteit in de Brusselse zorg- en welzijnssector. Cahier 11.
  • Kenniscentrum WWZ, Wonen met zorg 10 jaar projectontwikkeling in Brussel. Cahier 13.
  • Lenel E., Demonty F. en Schaut C. (2020), Hedendaagse cohousingexperimenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Brussels Studies.

Homepage