Brussel wordt ouder

Aflevering 14

Brussel is een opvallend jong gewest, maar dat verandert stilaan. Er wonen ongeveer 160.000 65-plussers en binnen tien jaar heeft 1 op 2 senioren een migratieachtergrond. De thuiszorg en de woonzorgcentra zijn daar niet op voorbereid. ‘Niet elke senior gebruikt toiletpapier.’

In de caféruimte staat de Marokkaanse theepot naast de flessen Leffe en de Turkse koffiemachine naast het espressotoestel. Saphir, het eerste cultuursensitieve woonzorgcentrum van Brussel, opende in juni 2022 zijn deuren in Laken. Bijna de helft van de 199 bedden zijn intussen al ingenomen door Belgen, Marokkanen en enkele Turken. Standaardingerichte kamers en leefruimtes krijgen op maat van elke culturele achtergrond een sobere, stijlvolle personal touch. Voor moslims is dat een klein wandtapijt met een Koranvers tegen de muur of een kibla, die in de kleerkast de richting van Mekka aanwijst. ‘Als straks blijkt dat ook Chinese senioren hun weg naar Saphir vinden, dan doen we voor hen hetzelfde’, glimlacht projectleider Sümeyye Soydemir. Net zo voor de maaltijden. Kalkoensteak voor iedereen, maar met wat koriander en olijven oogt die Marokkaans en met peterselie Turks. Net voor de ingang van het Grand Café, een pakkende fototentoonstelling over het gastarbeidersverleden van sommige bewoners.

‘Ik heb jaren gewacht op de opening van zo’n centrum’, zegt Horia. Haar moeder kwam in 1972 over van Marokko naar Brussel, nam in het Berbers de zorg over het huishouden op zich, maar ging de voorbij tien jaar mentaal en fysiek fors achteruit. ‘In onze traditie houdt je je ouders thuis tot de dood ons scheidt, maar ik was op en kon de mantelzorg niet meer aan. Mijn moeder had op den duur non stop hulp nodig. Ondanks de schaamte hebben we twee woonzorgcentra in Anderlecht en Molenbeek uitgeprobeerd. Telkens hebben we haar daar opnieuw uitgehaald. Ze voelde zich nooit thuis.’ 

Brussel is nog steeds dat opvallend jong gewest, maar stilaan komt er ruis op de bevolkingscurve. Vandaag wonen er ongeveer 160.000 mensen die ouder zijn dan 65 jaar. 34 procent daarvan heeft een migratieachtergrond. Deze tendens valt niet meer stil. Binnen tien jaar is 1 op de 2 senioren een voormalige migrant. De zorgbehoefte zal niet enkel toenemen, ze wordt ook complexer. Steeds meer zal Brussel rekening moeten houden met verschillende culturele en levensbeschouwelijke achtergronden. Is het gewest daarop voorbereid?

Hakki Demirkapu combineert zijn job als huisarts met een doctoraatsonderzoek over vroegtijdige zorgplanning van Brusselse senioren uit minderheidsgroepen, vooral Turken en Marokkanen. Hoe anticiperen zij op de dag waarop ze niet meer zullen kunnen praten, pijn hebben of beginnen te dementeren? En hoe staat de familie hier tegenover? ‘Het is belangrijk om niet te vervallen in clichés. Elke senior is uniek. Niet elke Turk wil een halalmaaltijd en niet elke oudere redeneert dat God het zo gewild heeft. Globaal gezien ligt euthanasie wel bijzonder moeilijk. Voor moslims staat dit gelijk aan zelfmoord plegen. Het leven is hen door God gegeven en het is niet aan de mens om dat weg te nemen. Slechts een klein percent van eerder culturele moslims zal het aanvaarden als er echt geen andere uitweg is. Palliatieve sedatie is echter wél bespreekbaar. Bij euthanasie plan je een uur waarop je sterft. Bij sedatie zet je in op de afbouw van de curatieve zorg en op pijnvermindering door het toedienen van bijvoorbeeld morfine. Het resultaat is in beide gevallen hetzelfde: je sterft. Maar bij sedatie verloopt het geleidelijk. Steeds vaker zie je derde generaties die weten waarover het gaat. De generatie voor hen was minder geschoold en kampte nog met taalbarrières. Maar er is dus groeimarge. Het is nodig dat we nu ambitieuzer werk maken van meer informatie over zorgplanning. Want tijden veranderen. Steeds meer derdegeneraties gaan uit werken. De druk stijgt om er ook nog mantelzorg bij te nemen. Veel ouderen begrijpen dit overigens ook.’

Niet iedereen gebruikt toiletpapier

In de jaren 90 zette de overheid – ook buiten Brussel – een vrij simplistisch beleid op de rails. Senioren waren mensen die aftakelden. Als het thuis niet meer alleen lukte, dan wachtte het rusthuis. Veel tussenopties waren er niet. Het leidde tot grote investeringen in woonzorgcentra. Dit tweesporenbeleid – thuisblijven en je plan trekken of in een groot complex gaan rusten tot de kaars uitdooft – staat vandaag onder druk. Het rammelt zowel thuis als in de woonzorgcentra.

Directeur Herwig Teugels van het Kenniscentrum WWZ luidt in Brussel al tien jaar de alarmbel. ‘Alle woonzorgcentra samen hebben vandaag een capaciteit van 16.000 bedden. Tegelijk zien we dat de meeste senioren tussen de 65 en 85 jaar liever thuisblijven. Pas als ze echt niet goed meer ter been zijn, zullen 80-plussers een rusthuis als een optie beschouwen. Maar daar heb je geen 16.000 bedden voor nodig. Het gevolg is dat een op de vijf bedden leeg staat. Deze overcapaciteit werd sinds de jaren 2000 gecreëerd op basis van demografische voorspellingen en vanuit de veronderstelling dat ouderen effectief in zo’n centrum wilden wonen. Al in 2011 waarschuwden we dat er een overaanbod in de maak was. Nu zitten we met lopende vergunningen waardoor het aantal bedden nog kan stijgen tot 19.000. Maar gelukkig zien we stilaan ook een mindshift.’

Daarmee is het probleem van de leegstand uiteraard niet opgelost. De drempels van de woonzorgcentra zijn voor veel Brusselse ouderen te hoog, in het bijzonder voor ouderen met een migratieachtergrond. Eerst is er het prijskaartje. Je moet al een goed pensioen hebben om het te kunnen betalen en dat is voor veel senioren met een migratieachtergrond niet aan de orde.

De nieuwe woonzorgcentra rezen ook vooral in de buitenrand van Brussel uit de grond en dat is niet de plek waar de ouderen (van morgen) wonen. Daarnaast zijn er de culturele barrières. Woonzorgcentra zijn in weinig culturen ingebed. In Roemenië staan ze gelijk met vergeetputten. Voor veel groepen blijft het not done om hun senioren elders te deponeren. En als het dan toch wordt overwogen, dan zit je met de realiteit dat woonzorgcentra vooral gerund worden vanuit een wit middenklassedenken. Het zorgpersoneel mag dan wel volop verkleuren, maar dat verandert niets aan de zaak. Niet iedereen gebruikt toiletpapier. Een wasruimte in combinatie met een toilet kan voor sommigen onrein zijn. En in de grootkeukens wordt er al eens varkensvlees door het eten gemixt.

‘Voor senioren die echt een woonzorgcentrum nodig hebben, zou het goed zijn als de directies een knop omdraaien’, vindt Herwig Teugels. ‘Zorg op maat is durven zeggen dat mensen recht hebben om oud te worden met hun voorkeuren en gewoontes. In Nederland staan ze daar verder in en heb je een Surinaams verpleeghuis, woongroepen voor ouderen uit India of dagcentra voor Marokkaanse vrouwen. Durf in een Brussels rusthuis Turkse en Zuid-Amerikaanse leefgroepen te maken. Die aparte vleugels kan je nadien nog altijd met elkaar verbinden, maar laat in eerste instantie het dagelijkse leven zo huiselijk en cultureel herkenbaar mogelijk verlopen. Mensen willen oud worden in een peer groep. In geval van dementie zijn het de aangeleerde talen die ze het snelst vergeten. Laat ze dan toch verder leven en zorg krijgen in hun moedertaal. Helaas zitten te weinig woonzorgcentra vandaag in dat soort van denken en het past ook niet in de vergunningsfilosofie van de overheden. De centra moeten zogezegd voor iedereen openstaan, maar in de realiteit is dat niet zo. Nochtans zou een mentale switch een deel het leegstandsprobleem kunnen wegwerken.’

Helpen vreet aan mij

Ook thuis loopt het een en ander mis. ‘Veel Turkse en Marokkaanse senioren in Sint-Joost bijvoorbeeld zijn bijzonder geïsoleerd’, weet Nathalie Thomas van het geestelijk gezondheidscentrum Le Méridien. ‘De generaties veranderen. De morele plicht om voor de ouderen te zorgen leeft nog steeds, maar de jongeren gaan uit werken, geven aan dat de verwachting zwaar doorweegt en zo brengt de grootouder de dag alleen door.’ ‘De plek van de Marokkaanse senior in het gezin verkleint’, zegt Saida Rian van het Kenniscentrum WWZ. ‘De kinderen groeien door. Ze hebben iets gekocht in Vlaanderen en komen minder op visite in Molenbeek. Dat Belgen dat met hun senioren doen, konden wij vroeger niet geloven. Vandaag doen we hetzelfde.’

Professor agogische wetenschappen Liesbeth De Donder van de VUB begeleidde twee doctoraatsstudenten die focusten op Brusselse Turken, Marokkanen en Italianen. ‘Het cliché dat vooral de oudste dochter of de schoondochter zich opoffert en de ouderenzorg op zich neemt, is minder zwart-wit. Die dochter gaat soms ook uit werken en de taken worden verdeeld. De broer regelt de papieren en nog een ander familielid doet de was en de plas. De realiteit dat deze mantelzorgers soms afhaken, klopt wel. Het wordt hen te veel. We zien zelfs circuits ontstaan die het wegvallen van de zorg compenseren. Zo zijn er zorghuwelijken, waarbij de oudere man een jonge vrouw uit het buitenland huwt. Of er zijn de zogenaamde living migrant care workers, dus zorgmigranten die, vaak op illegale basis, komen inwonen bij de senior. Ze verblijven er voor een bepaalde tijd en voeren taken uit zoals wassen, helpen op het toilet, winkelen en het ontbijt klaarmaken. Het garandeert de continuïteit van de zorg op een goedkope manier. Soms gaat dat gepaard met uitbuiting. Voor die mensen zouden we misschien eens moeten nadenken of het een piste is het wettelijk kader van au pairs-migratie te verbreden.’

De zorgmigranten komen ook tegemoet aan de beperkingen van de formele thuiszorgsector. In Brussel staan daarvoor langs Nederlandstalige kant Familiehulp en I-mens in. Aan Franstalige kant zijn dat de Centres Familiale en de Centres de Services et de Soins à Domicile. ‘Doordat de overheid jarenlang vooral heeft ingezet op de uitbouw van woonzorgcentra, ging er veel minder aandacht naar de thuiszorg’, zegt Herwig Teugels. ‘Brussel heeft wat dat betreft een grote achterstand in te halen. Minder dan 10 procent van de 85-plussers doet een beroep op thuisverpleging. In Vlaanderen is dat meer dan 20 procent. De cijfers voor gezinszorg, dus koken, poetsen of boodschappen doen, liggen iets hoger dan de thuisverpleging, maar blijven met 15 procent lager dan in Vlaanderen.’

Net zoals bij de woonzorgcentra spelen meerdere drempels mee. Soms is thuiszorg voor minderheden financieel niet haalbaar. Het concept blijft te onbekend. En ondanks hun meer westerse levensstijl kunnen de jongere generaties nog steeds schaamte ervaren om een deel van de zorg aan derden over te laten. ‘Bovendien moet je nagaan of de thuiszorg zelf voldoende is aangepast’, meent Liesbeth De Donder. ‘Er is weliswaar veel gekleurd personeel bij thuiszorgorganisaties, maar dat zijn vaak de poetsers. Men ontbeert dikwijls bepaalde culturele gevoeligheden. Scheve opmerkingen zijn snel gemaakt. Men denkt vaak in termen van ‘de ander’ of ‘hun cultuur is anders’. Migranten voelen dat. Thuisverzorgers zouden met vormingen meer bagage moeten krijgen. Als je met hen praat, zijn ze ook vragende partij, maar er wordt helaas niet veel aandacht aan besteed.’

De verkleuring van het logistieke personeel, en zelfs van de verplegers, zal niet stilvallen. Er is een groeiende groep van zelfstandige verpleegkundigen met een migratieachtergrond. ‘Dat is hoopgevend’, vindt Herwig Teugels. ‘Maar het wil nog niet zeggen dat daarmee alle drempels verdwijnen. Migrantengezinnen hebben nood aan meer informatie. Thuishulp zou present moeten zijn in bijvoorbeeld de lokale dienstencentra. Die kunnen een voorportaal van thuiszorg zijn. Daar komt men op een laagdrempelige manier in contact met senioren.’

Wie dat begreep, is Veerle Vankets van vzw EVA Bxl. ‘Met ons project Cultuursensitieve Zorgambassadeurs linken we de formele thuiszorgsector aan de mantelzorgers uit de migratie’, legt ze uit. ‘Sommige dochters die hun vader of oudere buren helpen, willen dat graag ook in een betalende context doen. Ze spreken de taal van de senior en hebben voeling met zijn leefwereld. Wij zetten ze in als tussenschakels om de stap naar de aanvaarding van de formele thuiszorg te verkleinen.’

De to do’s zijn duidelijk. Thuiszorg stimuleren. De woonzorgcentra interculturaliseren. En dan is er nog de derde weg. Die van buurtzorg.


Bronnen:

  • Interview Els Nolfs, Cynthia Van Thiel en Laure Bakker, Kenniscentrum WWZ, 18 oktober 2021
  • Interview Hakki Demirkapu, Huisarts MediSina gezondheidscentrum endoctoraatsonderzoeker VUB, 2 december 2021
  • Interview Herwig Teugels, directeur Kenniscentrum WWZ (Wonen, Welzijn, Zorg), 3 februari 2022
  • Interview Horia, dochter van een senior in het woonzorgcentrum Saphir in Laken, 3 oktober 2022.
  • Interview Liesbeth De Donder, professor agogische wetenschappen VUB, 7 december 2021
  • Interview Linda Struelens, lid van de raad van bestuur Maison Biloba Huis, 15 november 2021
  • Interview Nathalie Thomas, psychologe in het Centre de Santé Mentale Le Méridien, 18 januari 2022 
  • Interview Saida Rian, coördinator buurtpensioen antennes Brussel-Stad en Jette, 4 januari 2022
  • Interview Sümeyye Soydemir, projectleider van het woonzorgcentrum Saphir in Laken, 3 oktober 2022.
  • Interview Tine Duchauchoit, huisarts in de huisartsenpraktijk Horizont in Jette, 15 oktober 2021 
  • Interview Veerle Vankets, coördinator vzw EVA Bxl, 6 januari 2021
  • KenniscentrumWWZ (2019), Diversiteit in de Brusselse zorg- en welzijnssector. Cahier 11.
  • Service de Santé Mentale Le Méridien (2021), Diagnostic communautaire 2018-2021. Saint-Josse-ten-Noode et les quartiers limitrophes de Schaerbeek (quartier Nord-Brabant et Josaphat). Rapport final.

Homepage