Samenleven

Aflevering 42

Waarover moeten we het in hyperdivers Brussel eens zijn en waarover mag het botsen? ‘Samenleven veronderstelt geen gedeelde waarden en normen, maar er moet wel een consensus zijn over de basisprincipes. Wie een minirok wil dragen, aanvaardt dat anderen liever hun hoofd bedekken.’ ‘En verder is het een zaak van mensenwerk, stedelijke pedagogie, learning by doing, telkens opnieuw, en liefst op een zo lokaal mogelijk niveau.’

Het is zoals met het prostitutiebeleid. Geen enkel model zal mensenhandel voorkomen, maar er zijn wel betere en humanere beleidsvormen waaruit een overheid kan kiezen. In mijn boek over sekswerk in België hield ik een slotpleidooi voor decriminalisering, dat sinds 2022 ook een feit is.

Hetzelfde geldt voor hyperdiversiteit en samenleven in verschil. Geen enkel model zal voorkomen dat dat samenleven verdorie ook bijzonder moeilijk kan zijn. Toch zijn er modellen die we beter afvinken, wegens niet realistisch of wenselijk. Het streven naar assimilatie bijvoorbeeld. Daarbij moeten migranten hun eigen cultuur begraven, hun taal, kledij en eetgewoontes achterwege laten en opgaan in de cultuur van de meerderheid. Maar in steden zoals Brussel waar een duidelijke meerderheid verdampt is en minderheden in de meerderheid zijn, is dit niet relevant. Een assimilatiestreven zou ook veel mensen uitsluiten. Ook het multiculturalistische model heeft zijn beste dagen gehad. Dat pleitte lang voor meer culturele erkenning en rechten van minderheden. Maar daarmee heb je nog geen dialoog. Het multiculturalisme ging ook uit van een zekere homogeniteit onder minderhedengroepen.

Moraalfilosoof Patrick Loobuyck schuift een set van neutrale principes naar voor waarover iedereen het eens moet zijn. We hoeven die niet uit te vinden. Ze staan in de grondwet. Het zijn de klassiekers: recht op vrije meningsuiting, gelijkwaardigheid, godsdienstvrijheid, recht op vereniging, vrijheid van geweten. ‘Dat zijn grondrechten die, los van cultuur, gelden voor elk individu en waarop we nooit mogen toegeven’, stelt hij. ‘Het zijn basisvrijheden die de overheid moet garanderen en waarbij elke burger die volgens zijn eigen inzicht wil leven, baat bij heeft. Samenleven veronderstelt geen gedeelde waarden en normen. Iedereen is vrij om vanuit zijn opvoeding, cultuur en religie vorm te geven aan zijn leven. Maar er moet wel een consensus zijn over de basisprincipes. Daar komt ook redelijkheid bij kijken. Redelijke mensen beseffen dat als zij een vrijheid claimen, andere mensen dat ook mogen. Wie als moslim gelijk behandeld wil worden, beseft dat ook holebi’s dat willen. Wie een minirok wil dragen, aanvaardt dat anderen liever hun hoofd en lichaam bedekken. Iemand mag een mening dom, kwetsend of godslasterlijk vinden, maar hij begrijpt dat dat valt onder het recht op vrije meningsuiting. Dat is overigens geen vrijbrief om moedwillig veel te gaan kwetsen. Mensen kunnen ook hoffelijkheid in overweging nemen om op een beschaafde manier met elkaar in gesprek te gaan. De vrijheid van eenieder stopt wel zodra ze schade aan derden berokkent. Je mag tegen de Duivelsverzen zijn, maar met een fatwa een doodsvonnis uitroepen, kan niet. Het staat je vrij om tegen abortus te zijn, maar je moet wel erkennen dat elke vrouw die dat wil daar recht op heeft.’

Aan wat kan en niet kan, koppelt Patrick Loobuyck ook het begrip redelijke accommodatie. ‘Er zijn goede en slechte claims van minderheden. Onverdoofd slachten, besnijdenis of gedwongen huwelijken brengen schade toe en hebben daardoor geen moreel aanvaardbare grond. Ook ouders die hun kinderen het recht ontzeggen om te leren over Darwin en seksuele geaardheid, leggen beperkingen op. Een school die tijdens de examens rekening wil houden met de ramadan, doet daarentegen niets verkeerd. Dat is een pragmatische afspraak die verder niemand schaadt. Moslims volgens hun eigen rituelen begraven, benadeelt ook niemand. Integendeel, zo’n maatregelen geven mensen het gevoel dat ze gelijkwaardig kunnen participeren aan de samenleving. Strijden om de traditie van Zwarte Piet van racistische connotaties te ontdoen, is een uiting van betrokkenheid in de samenleving. Waarom zouden we de bestaande maatschappij cultureel niet hier en daar wat aanpassen, zodat ze inclusiever wordt?’

Patrick Loobuyck ziet een belangrijke rol weggelegd voor de overheid, ook al moet die neutraal zijn. ‘Het is legitiem dat een overheid optreedt tegen al wat vrijheid en gelijkwaardigheid in de weg staat. In een liberale democratie is geen plaats voor racisme, nazi-ideologie of gedroom over het invoeren van de sharia. Het grondrecht op veiligheid impliceert dat de overheid mag optreden tegen snelheidsovertreders. De staat moet ook voorzien in materiële grondrechten, zodat mensen op gelijke voet kunnen participeren. Denk aan het recht op huisvesting en toegankelijke zorg. Want wat ben je met vrijheden als je geen dak boven je hoofd hebt? En wat ben je met het recht op vrije meningsuiting als je nooit geleerd hebt om een mening te vormen? Daarom is het legitiem dat de overheid leerplicht oplegt en via de eindtermen de voorlopig beste kennis over de mens en de wereld doorgeeft.’

‘En zelfs in een hyperdiverse stedelijke context is het goed als er op nationaal niveau een stukje gemeenschapsgevoel wordt gecreëerd. Brussel staat niet los van de natie. Het kan geen kwaad als je via media informeert over sommige nationale gewoontes. Het is logisch dat de media voorrang geven aan de Belgische voetbalploegen, eerder dan aan de Braziliaanse. Logisch ook dat je op school eerst leert over de Belgische rivieren en dan eventueel over de Aziatische. Niemand hoeft Kerstmis te vieren, maar het is goed als je op de hoogte bent van de nationale feestdagen. Zo smeed je een politieke gemeenschap. Enkel al om het sociale zekerheidssysteem in stand te houden, is het goed als er een minimale identificatie met de natie is.’

Kort samengevat: een kader met duidelijke bovengrenzen waar niet op af te dingen valt en daarnaast veel vrijheid, zodat mensen hun leven kunnen inrichten zoals ze dat zelf willen. Het klinkt schappelijk en coherent. Maar hoe implementeer je dat in een stedelijke samenleving die ook nog eens constant gespoeld wordt door nieuwe groepen? Zijn de hefboomkrachten van een overheid zoals onderwijs, inburgering en staatsmedia dan niet wat magertjes? De stad zal altijd de plek blijven waar visies en houdingen (her)onderhandeld worden. ‘De kaders van politieke filosofen zijn zinvol en richtinggevend’, meent stadssocioloog Stijn Oosterlynck. ‘Maar filosofische visies lossen daarom de uitdagingen van het eigenlijke samenleven nog niet op. Wat doe je nu concreet met een klas die niet meer functioneert, omdat er zich een conflict rond gender of seksualiteit voordoet? Dat is mensenwerk, stedelijke pedagogie, learning by doing, telkens opnieuw afwegingen maken in andere contexten. En laat dat het liefst op een zo lokaal mogelijk niveau plaatsvinden. Onderhandel pragmatisch over het verschil op die plekken waar stedelingen doelen delen: op school, op het werk of in de jeugdbeweging.’


Bronnen:


Homepage