De zwerfketten van de Midi

Aflevering 1

Enkele honderden Marokkaanse niet-begeleide minderjarigen zijn al een tijd een fenomeen in en rond het Zuidstation. Een duidelijk plan hebben ze niet. Ze zijn op de dool. In namaakmerkkledij en soms zwaaiend met eurobankbiljetten posten ze foto’s in WhatsAppgroepjes om lotgenoten te tonen hoe het hen in Brussel voor de wind gaat. Maar de realiteit is grauw, hard, soms gewelddadig en meestal uitzichtloos.

Zonder een geoefend oog merk je ze niet op. In de hal onder de treinsporen van Brussel-Zuid zien ze eruit als doorsnee reizigers. In WhatsAppgroepjes posten ze foto’s, poserend in namaakmerkkledij en soms zwaaiend met een waaier eurobankbiljetten. ‘Zo tonen ze hun lotgenoten dat het hen in Brussel voor de wind gaat,’ verklaart Samuel Vincent van de federale overheidsdienst Voogdij. De realiteit is echter grauw, hard, soms gewelddadig en meestal uitzichtloos.

Sinds 2003 heeft elke minderjarige niet-begeleide asielzoeker recht op een voogd die de weg wijst naar huisvesting, onderwijs, juridische bijstand en toegang tot zorg. Die jongeren moeten zich als asielzoeker in het Klein Kasteeltje inschrijven en als alles goed gaat, eindigen ze als erkende vluchtelingen in een centrum dat hen voorbereidt op een autonoom leven.

Maar dat traject laat de Marokkaanse niet-begeleide minderjarigen van de Midi koud. Sinds een tiental jaar zijn ze een bijzonder fenomeen in Brussel-Zuid en de aanpalende buurten van Kuregem en laag-Sint-Gillis. Samuel neemt zo’n twintig van deze jongeren onder zijn vleugels. Tijdens wekelijkse wandelingen tussen het station en de Luchtvaartsquare aan de Kleine Ring legt hij contact en speurt hij naar hulpvragen. ‘We schatten dat het voor heel België gaat om ongeveer vijfhonderd Marokkaanse adolescenten. Daarvan verblijven de meesten in de stationsomgeving. We weten dat omdat sommigen zich toch als asielzoeker melden. Zo kunnen ze in een opvangcentrum even van het afmattende straatleven op adem komen. Daarna duiken ze weer onder. Anderen komen in contact met de Dienst Voogdij na een ziekenhuisopname of een arrestatie door de politie.’

Brussel is geen einddoel. Ze zwerven. Soms bellen ze Samuel op en blijken plots in Parijs of opnieuw in Spanje te zitten. Want dat land is meestal de eerste etappe na Marokko. Sommigen vertrokken al op hun twaalfde met een mandaat van de familie: ga en stuur geld. ‘In Spanje maak je meer kans op een verblijfsvergunning dan in het Noorden,’ aldus Samuel. ‘Maar dat kan wel jaren duren. Die tijd willen ze niet in een opvangcentrum doorbrengen en zo arriveren ze dan in het Zuidstation, getriggerd door de veelbelovende boodschappen van hun voorgangers. De meesten zijn dan vijftien jaar.’

‘Klopt,’ bevestigt Kaatje Roelant van het Anderlechtse Departement Preventie, cel Precaire Leefsituatie. ‘Eens hier vinden ze hun weg naar kraakpanden of slapen ze tijdelijk op straat, in de voetgangerstunnel onder de sporen bijvoorbeeld. De dag zelf brengen ze door in het station. Rond hen trachten we een hulpnetwerk op te bouwen, samen met straathoekwerkers van Sint-Gillis, de Medibus van Dokters van de Wereld, enkele voogden van de Dienst Voogdij en Macadam, het dagopvangcentrum voor jongeren. Maar het blijft een moeilijke zaak. Naar de noodopvang van Samusocial, met al die ‘oude’ mensen, willen ze niet. In Sugny, tegen de Franse grens, op twee uur van Brussel, heeft Fedasil een centrum, speciaal voor minderjarigen die geen asiel aanvragen. Maar ook dat wijzen ze af. Je moet er afkicken en er valt niets te beleven.’

Nochtans merken hulpverleners hoe deugddoend een kortverblijf in een centrum, een gehuurd hotel of zelfs in de gevangenis kan zijn. Ze krijgen er een kader en stabiliteit. ‘Waar het aan ontbreekt, is een aangepast opvangcentrum in de wijk zelf,’ meent Samuel Vincent. ‘Zo zijn ze niet geïsoleerd van hun vrienden.’ Voor de basisnoden is wel alles voorhanden. Zich wassen kunnen ze bij de vzw Doucheflux, vlakbij het station. Haarkappen en kleren wassen gebeurt elke vrijdag in een rondtoerende bus. En in Brussel-Zuid zorgen burgergroeperingen voor voedselbedeling.

Aceton uit de Brico

Maar dat nette uiterlijk is dus schijn. Samuel toont me andere foto’s. Plots geen hipsters meer, wel portretten van in elkaar geslagen gezichten. ‘Er is veel geweld en een enorm verslavingsprobleem. Ze drinken, snuiven aceton uit de Brico of slikken Rivotril, een medicijn dat je emoties versuft, zodat je gehard bent voor het straatleven of het plegen van delicten. Want deze middelen verkrijgen ze via delinquentie. Denk aan diefstal in apotheken of het stelen van gsm’s. Af en toe beroven ze een nachtwinkel om de buit aan een spotprijs te verkopen. Het zijn erg ontwrichte jongeren. Ze liegen over alles. Soms verneem je pas na zes maanden dat Soufian eigenlijk Ahmed heet. Ze weten dat de overheid minderjarigen niet mag terugsturen zolang hun naam en herkomstland niet gekend zijn. En dus construeren ze meerdere identiteiten en wissen ze hun sporen uit.’

‘Leven doen ze ‘s nachts. Ze slapen laat uit, luisteren naar muziek en praten nauwelijks over hun familie. De moeders zijn vaak wel present in hun geest. Ze is een soort van mentaal symbool. Haar moeten we redden. En soms sturen ze dan geld op. Maar veel verder kijken deze jongeren niet. Ze leven in het moment, zonder toekomstperspectief.’

Eens gekend bij de Dienst Voogdij hebben minderjarigen automatisch tot hun achttiende verblijfsrecht. Er zijn verschillende opties om dat definitief te maken, maar daar komen de zwerfjongeren niet voor in aanmerking. Marokko wordt als een veilig land beschouwd en dat herleidt de kans op erkenning als vluchteling haast tot nul. Een andere piste voor regularisatie is dat ze kunnen aantonen dat ze al lang in België zijn, maar daarvoor spreken ze de taal niet. Ze spreken Spaans. Optie 9TER mikt op regularisatie om medische redenen, maar ze zijn te jong om ziek te zijn. Op hun achttiende dreigt dus illegaliteit, het verlies van de voogd en het risico op hechtenis in een gevangenis voor volwassenen.

‘Ik ben vaak de enige die met hen spreekt,’ zegt Samuel. ‘Ik ben een soort van facilitator die erger tracht te voorkomen en die hen tegen zichzelf beschermt. Een niet veroordelend luisterend oor, in de hoop dat ze een mentale klik maken. Want je kan pas helpen als iemand daarvoor open staat.’


Bronnen:

Interviews:

  • Kaatje Roelant, Anderlechts Departement Preventie, cel Precaire Leefsituatie, 21 december 2021
  • Samuel Vincent, Dienst Voogdij, 25 januari 2022

Homepage